Als het oog de spiegel van de ziel is, dan zouden glas-in-lood ramen wel eens de spiegels van de stad kunnen zijn. Als je dit wilt ontdekken, dan is er geen betere plaats dan Metz in Frankrijk om dit te gaan verkennen. Het is een van onze favoriete steden. Natuurlijk zijn we vooringenomen omdat Jan zijn achternaam Metz is; niet dat er enig bewijs is dat de familie daar ook daadwerkelijk vandaan komt. Het is eerder een aanleiding geweest om deze stad vaker te bezoeken, in mei 2025 voor het laatst. We koesteren ook de herinneringen aan een bezoek aan deze stad met Jan zijn ouders in 1999.
We nemen jullie mee in een chronologische verkenning van de stad Metz, aan de hand van de verschillende kerken. De glas-in-lood ramen die we aantroffen, geven een extra dimensie aan deze verkenning. Het is mooi om dan bij de kerk (dat zich laat vertalen als Sint-Pieter-ter-Nonnen) te starten. Het is een van de oudste gebouwen van de stad. Opgericht in de 4e eeuw door de Gallo-Romeinen was het gebouw waarschijnlijk als een publiek gebouw, sportzaal of onderdeel van een thermencomplex in gebruik. De horizontale linten van baksteen tussen de andere bouwstenen zijn kenmerkend voor de bouw uit de Romeinse tijd en tref je hier ook aan. In de 6e eeuw werd het gebouw gerestaureerd en in gebruik genomen als een abdij voor vrouwen. Dit bleef het geval tot de 16e eeuw.
In de 8e eeuw werden kerken in de Romaanse bouwstijl gebouwd met kenmerkende bogen in de vorm van een halve cirkel. Dat leidde tot een verbouwing van deze kerk waarbij de muren tot de helft van hun oorspronkelijke hoogte werden teruggebracht. De ruimte werd verdeeld in een schip met twee zijbeuken gescheiden door een wand met bogen op kolommen. In de 12e of 13e eeuw stortte de romaanse gevel aan de waterzijde in. Deze gevel werd niet op dezelfde plek teruggebouwd maar meer naar binnen waarbij bogen werden dichtgezet met uitzondering van een kleine deur en ramen. Deze gevel kun je nu nog altijd zien.
St.-Pierre-aux-Nonnais
Ten tijde van de 16e eeuw, onder de heerschappij van Hendrik II werd het gebouw gebruikt als munitiedepot. Gotische gewelven die een eeuw eerder waren aangebracht, werden gesloopt. Bij de laatste restauratie van het gebouw in 1970 naar een cultureel centrum is geprobeerd de verschillende tijdslagen in het gebouw inzichtelijk te maken. De oudste vensters zijn dichtgezet; de ramen hoog in de basiliek hebben kleurloos glas waardoor je de opbouw van alle wanden nog kunt teruglezen. Het belichaamt daarmee een kerk die lang geleden is gesloten. De restanten van de muren van de abdij buiten om de kerk heen getuigen hier ook van. Het is bijzonder dat het gebouw zo zichzelf mag blijven, nagenoeg leeg en toch opengesteld.
Nabij een historische plek in de stad, op een steenworp afstand van de Duitse poort aan de oostzijde, staat de kerk aan de Rue Mazelle 65. De dubbele stadspoort is aan de stadszijde gebouwd in 1230 en een paar meter verder is in 1445 de andere poort over de rivier de Seille gebouwd in een totaal andere stijl. Net voor de bouw van de eerste poort werd ook de eerste steen gelegd van de Saint-Maximin kerk, ergens tussen het einde van de 12e en het begin van de 13e eeuw. De kerk is typerend voor de overgang van de romaanse naar de gotische stijl. Het oudste deel van de kerk is het koor met een zevenkantige koorsluiting. Men gaat ervan uit dat in de 15e eeuw de kerk werd uitgebreid tot een kerk met een hoger schip en twee zijbeuken en een kapel naast het koor. In 1525 werd deze kapel ingrijpend verbouwd om het graf van François de Gournay te plaatsen. Passend in de mode van die tijd werd de overgang tussen kerk en kapel uitgevoerd met een soort doksaal met verlaagde poorten, versierd met renaissance motieven. In 1844 wordt de kerk aan de zuidzijde uitgebreid waardoor de kapel in het geheel van de kerk wordt opgenomen.
Saint-Maximin
De kerk oogt bescheiden aan de straatzijde. Bij binnenkomst overheerst een serene sfeer door de eenvoudige structuur en het ontbreken van beelden. Vervolgens ben je totaal overdonderd door de aanblik van de blauwe vloerbedekking op de gehele vloer. Het is net of de hemel is neergedaald; het absorbeert ook nog alle geluiden. Als je van deze ‘schrik’ bent bekomen, vallen je ogen op de ramen in deze kerk. Allereerst de ramen in het verhoogde schip van de kerk. Als je verder doorloopt zie je bij het koor hele bijzondere ramen. De ramen zijn ontworpen door Jean Cocteau (1889-1963). Jean Cocteau was een zeer veelzijdige kunstenaar, dichter, schrijver van romans en toneelstukken, ontwerper en filmmaker. Hij was een van de belangrijkste surrealistische kunstenaars. Hij kreeg de opdracht voor de ramen in deze kerk bij ministerieel besluit op 2 augustus 1961.
Ramen in Saint-Maximin
Jean Cocteau is verschillende keren naar deze plek gekomen om inspiratie op te doen. Hij had het ontwerp van vijftien ramen gereed, toen hij ziek werd en overleed. Voor de overige ramen is een ontwerp gebruikt van een harlekijn motief met sterren. De pastelkleuren van deze ramen zijn ook kleuren die in de overige ramen voorkomen. De eerste ramen zijn geplaatst na zijn dood en in 1967 werd de kerk heropend. Elk raam is een kunstwerk op zich. De ramen stellen je voor raadsels. Soms denk je dat je het begrijpt, dan zie je herkenbare elementen als een man met opgeheven armen en een duif, maar er zijn ook ramen die meer zijn opgebouwd uit motieven, geïnspireerd door planten, dieren of abstracte vormen. Dit schijnt de bedoeling van Jean Cocteau te zijn geweest en is ook overeenkomstig ander werk van zijn hand. Zoals de brochure zegt; “je moet proberen zowel de heilige symbolen als het ongewone en het onverwachte te vatten, de mythe en het mysterie binnen te gaan en te kijken en luisteren. Net als met poëzie”. Hij schijnt te hebben geschreven dat bij elke nieuwe creatie de dichter sterft en wordt herboren, uiteindelijk wordt hij onsterfelijk en laat hij een werk achter dat hem overleeft. Dat heeft hij met het werk in de Saint-Maximin dan ook letterlijk gedaan. Dit werk wordt door velen gezien als een voorloper van bijvoorbeeld het werk van Keith Haring.
De meest in het oog springende kerk in Metz is natuurlijk de de Saint-Étienne. Dat komt niet door de toren van de kerk, want er is er maar één die is relatief laag. Dit komt doordat de kathedraal op het hoogste punt van de stad is gebouwd, de kerk het twee na hoogste schip is in het land (41,41m) en vanaf vele punten in de stad goed zichtbaar is. Het oudste deel van de kerk ligt aan de zijde van de Place de la Cathedrale. Dit was de oorspronkelijke kerk, Notre-Dame la Ronde, die in de 14e eeuw in deze kerk is opgegaan.Aan de buitenzijde zijn later nieuwe toegangspoorten gemaakt in de 19e en 20e eeuw. De bouw van het schip duurde ongeveer 100 jaar, van midden 13e tot midden 14e eeuw. De meester bouwer van de kathedraal uit deze periode, Pierre Perrat (1340-1400), is in deze kerk begraven. De transepten dateren van de 15e (noordelijk) en 16e eeuw (zuidelijk) en het koor uit de 16e eeuw. Het koor heeft drie driezijdige kapellen wat heel veel ruimte biedt voor ramen.
Saint-Étienne
Vooral de ramen in de kathedraal vallen op. Het oudste raam in de kathedraal dateert uit de 13e eeuw. Verrassend genoeg is deze hoog geplaatst in de oostelijke wand in het zuidelijke transept van de 16e eeuw. Het komt waarschijnlijk uit een van de oorspronkelijke kerken op deze plaats die later is gesloopt. De glas-in-lood ramen geven het leven van de heilige Sint Paulus weer. Het raam in het westwerk dateert uit de 14e eeuw en is een ontwerp van Hermann de Munster (+1330–1390) uit Münster, Duitsland. Hij kreeg in 1381 opdracht om het raam te ontwerpen en te maken. Vier jaar later was het raam gereed. Het bestaat uit twee rijen van acht figuren met een heel groot roosvenster erboven.
In het zuidelijke transept is het raam een ontwerp van Valentin Bousch (+ 1490-1541). Valentin Bousch werd in Straatsburg geboren en overleed in Metz. Het raam is gemaakt tussen 1520 en 1527 en is een voorbeeld van het toppunt van glas-in-loodkunst uit de Renaissance. Het is 424 m2 groot: 33,25m (hoog) bij 12,75m (breed). Drie rijen van acht ramen bekroond met een flamboyant spel van kleinere ramen en een roosvenster. De kleuren, vooral het diepe rood, zijn adembenemend. De mensfiguren komen behoorlijk realistisch over. Het is nauwelijks te geloven dat dit immense raam al 500 jaar oud is. Deze ontwerper en glazenier heeft samen met zijn pupillen ook de grote ramen van het hoge koor gemaakt. De hertogen van Lotharingen hebben drie ramen geschonken toen een van de zonen, kardinaal Jean IV de Lorraine, bisschop van Metz werd (1530-1550). Hier overheerst meer het blauw in de ramen.
Het raam in het noordelijke transept is nog net wat ouder. Het dateert van 1504. Het raam is even groot als in het zuidelijke transept met ook hier een opbouw in drie rijen van acht ramen maar nu bekroond met drie kleinere roosvensters. De ontwerper is Thiébaut de Lixheim (+1455 - +1505). De opzet en de kleuren zijn heel anders dan de ramen van Valentin Bousch. De figuren zijn kleiner en de ornamenten boven de figuren, uitgevoerd in wit glas, krijgen veel meer aandacht. De kleurkracht van het raam is daardoor minder.
In de 20e eeuw zijn er behoorlijk wat nieuwe ramen in de kathedraal geplaatst. Het eerste raam dat je vanaf de entree tegen komt, is in de Sacramentskapel aan de zuidzijde. Deze ramen zijn ontworpen door Jacques Villon, geboren als Gaston Duchamp (1875-1963), hij was de oudere broer van Marcel Duchamp. De ramen in de kathedraal zijn gerealiseerd in 1957, hij was toen al ruim 80 jaar oud. Het zijn vijf ramen, ieder bestaand uit twee grote ramen met een gezamenlijke bekroning. Het ontwerp bestaat uit krachtige vooral diagonale lijnen. Heel bijzonder is de verbeelding van het laatste avondmaal in een verticaal raam; zeer ongebruikelijk. Alle foto’s die we van deze ramen hebben gezien, doen de echte kleuren van de ramen onvoldoende recht. In deze kapel tref je overigens de tombe van de architect van de kathedraal aan.
Ramen Jacques Villon in Saint-Etienne
De reden waarom veel kunstliefhebbers naar deze kathedraal komen, is voor de glas-in-lood ramen van Marc Chagall (1887-1985). Hij werd geboren als Movsja Sjagal in Vitebsk, gelegen in het Keizerrijk Rusland, nu Wit-Rusland. Hij was de oudste zoon van negen kinderen van een joodse haringhandelaar. Hij studeerde aan de kunstacademie in Sint-Petersburg. Joodse burgers konden alleen in Sint-Petersburg wonen met vergunning. In 1910 verhuisde hij naar Parijs. Zijn enthousiasme voor de Russische revolutie bracht hem terug naar Rusland en hij werd commissaris van kunst in zijn geboorteplaats. Van 1919 tot 1922 was hij artistiek directeur van het Joods Staatstheater te Moskou. Hier maakte hij verschillende muurschilderingen voor de lobby en decors voor de voorstellingen. In 1923 vestigde hij zich weer in Parijs. Door de Tweede Wereldoorlog vluchtte hij met zijn familie via Spanje en Portugal naar New York in 1941. In 1946, twee jaar na het overlijden van zijn vrouw, kwam hij terug naar Europa waar hij zich uiteindelijk in Frankrijk vestigde.
Kunstkenners hebben geprobeerd het werk van Chagall (naast glas-in-loodramen, keramiek en schilderwerk) in één stroming te plaatsen, maar dat is niet echt mogelijk. Hij haalde zijn inspiratie uit de Russische volkskunst en zijn herinneringen uit zijn jeugd. Hij combineerde dit vervolgens met de moderne stijlen die hij in Parijs tegenkwam en dat leverde een figuratieve wat dromerige stijl op. Bijbelscenes en joodse verhalen komen vaak in zijn werk terug. Pas op latere leeftijd, ondertussen al 70 jaar oud, leerde hij glas-in-loodramen maken. In de kathedralen van Reims en Metz en in de St. Stefanuskerk in Mainz zijn deze ramen terug te vinden. Hij heeft voor de Verenigde Naties in New York in 1967 glas-in-lood ramen gemaakt. De ramen in de kathedraal van Metz dateren uit de 60’er jaren.
Ramen Marc Chagall in Saint-Etienne
IIn de kooromgang zijn er twee grote raampartijen. Beide rood-blauwe ramen geven scenes weer uit het boek Genesis. In tegenstelling tot de hele oude ramen, is er meer ruimte tussen de raamonderdelen. De voorstelling van elk raam springt daardoor er meer uit. Boven de wat grotere raamelementen zijn er bloemvormige ramen. In een van die ramen kun je de kruisiging van Jezus terugvinden.
In het noordelijke transept heeft Chagall in 1963 ramen gemaakt voor het raam meer naar het westen. Dit is een geheel ander raam met een gele achtergrond met voorstellingen van Adam en Eva. In 2008 zijn deze ramen door vandalen ernstig beschadigd, maar daar zien we nu niets meer van. Daarboven zijn er drie ramen van zijn hand uit 1970 met bloemen en vogels in lichte tinten. De fascinatie voor zijn ramen zijn gelegen in het feit dat ze zich een beetje als een stripboek laten lezen. Er zit beweging in en je kunt je wat makkelijker identificeren met de mensfiguren dan in het glas uit de vroege Renaissance. Blijkbaar had de kerk er op dat moment ook geen moeite mee om blote buiken te laten zien.
De kathedraal blijft bij de tijd, ook in de 21e eeuw. Vlak bij het oudste raam in het zuidelijk transept tref je nu ook het jongste raam aan. Men heeft in 2022 opdracht gegeven aan de Zuid Koreaanse kunstenaar Kimsooja, geboren in 1957. De kunstenares kwam als winnaar uit de bus na een publieke tender door de regionale afdeling van culturele zaken. Kimsooja is een multidisciplinaire visuele kunstenaar die als “a work must not be owned but shared by as many people as possible” (een werk behoort niet bezit te zijn, maar gedeeld te worden met zoveel mogelijk mensen) als credo hanteert. De bestaande diamantvormige ramen zijn gevuld met een traditioneel Koreaans kleurenschema genaamd ‘Obangsaek’. De vijf kleuren geven het centrum en de windrichtingen weer. In het raam, met zestien traveeën, leidt dit tot een reeks dat aan een regenboog doet denken. In de Oude kerk in Amsterdam is tot en met 9 november 2025 ook werk van haar te zien.
We hoopten dat het gebruik van glas-in-lood in Metz niet alleen voorbehouden zou zijn aan de religieuze gebouwen. Op veel plaatsen in de wereld tref je in de stationsgebouwen ook vaak bijzonder glas-in-loodramen aan. Het is goed iets meer van de eind 19e en begin 20e-eeuwse geschiedenis van Metz te vertellen voordat we jullie meenemen naar het huidige stationsgebouw. De van oorsprong middeleeuwse stad is in Metz niet zozeer in gebouwen als wel in structuur goed terug te vinden. Het dichte weefsel en nauwe stratenpatroon is voor een groot deel nog een overblijfsel van de oude stad. Natuurlijk zijn er nieuwe gebouwen en pleinen binnen de structuur geplaatst, maar je kunt er nog altijd heerlijk dwalen. Metz werd door het Duitse Keizerrijk ingenomen na de overwinning van de Duitsers in de Frans-Duitse oorlogin 1871. In tegenstelling tot het plan van bijvoorbeeld Georges-Eugène baron Haussmann in Parijs, is hier niet gekozen om de nieuwe tijd te laten ingrijpen op de oude stad. Men heeft een nieuw stadsuitbreiding ontworpen, een zogenaamde Neustadt of New Town, in opdracht van keizer Wilhelm II. Het is gelegen ten zuiden van de oude stad en wordt begrensd door de Moezel, Avenues Joffre en Foch (de oude vestingwal), het spoor en de rivier de Seille. De stadsuitbreiding werd op harmonieuze wijze verbonden met de oude stad door tuinen en paden. Dit is de laatste jaren nog versterkt door een herinrichting van Avenue Foch met een groene binnenbaan met fiets- en wandelstroken tussen de bomen. De stad had een bijzonder strategische positie in Europa en groeide uit zijn voegen. Het was een prestigieus project, de keizer wilde pronken met alles waar Duitsland goed in was. Het ademt dan ook een hele andere sfeer dan de oude stad en je waant je eerder in Duitsland dan in Frankrijk.
Kaart Metz
Door de strategische ligging van de stad aan rivieren en de grens, was het een logische plek voor een vestingstad. In de Duitse tijd werd het een belangrijke garnizoensstad. Tot op de dag van vandaag zijn veel van die kazernegebouwen terug te vinden, vooral aan beide oevers van de Moezel. Op 21 april 1901 werd door de Duitse keizer opdracht gegeven de vestingen te slechten. In 1902 werd het stedenbouwkundige plan van Conrad Wahn (1851-1927) voltooid. Hij leunde daarbij zwaar op het boek ‘Der Städtebau nach seinem künsterlischen Grundsätzen’ van de Weense architect en architectuurtheoreticus Camillo Sitte (1843-1903). Dit werd gecombineerd met de modellen van Engelse tuinsteden die door Hermann Muthesius (1861-1927) in Duitsland werd geïntroduceerd. Delen van de stad werden aan private personen verkocht om hun woningen te laten bouwen. Daarnaast verrezen er grote gebouwen in opdracht van de overheid zoals het nieuwe station in 1908, een stationspostkantoor (1903-1906), een ander postkantoor (1911) en andere prestigieuze gebouwen zoals een Kristall Palast en een gildehal. Voor wie belangstelling heeft voor deze geschiedenis van de stad, verwijzen we naar het boekje Metz 1900-1939 door Editions du Patrimoine.
Het brandde in 1872 af en er werd in 1878 een gebouwd door een Berlijnse architect gelegen aan de Place du Roi-George. Dat gebouw is nog altijd aanwezig maar wat moeilijker als station te herkennen. Tussen 1890 en 1893 werd aan de westzijde van dit plein de Prins Friedrich-Karl barakken gebouwd, een groot complex in rood baksteen. Door het militair strategisch belang van de stad moest men voorbereid zijn op aanvallen en was de eis om 25.000 manschappen in korte tijd te kunnen verplaatsen. Daarvoor moest een nieuw station worden gebouwd. Er werd in 1901 een prijsvraag uitgeschreven die door Jürgen Kröger (1856-1928) werd gewonnen. Dat heeft geleid tot een station in neo-romaanse stijl wat je veel tegen komt in het Rijnland, gecombineerd met Jugendstil, een voor de Fransen bekende stijl onder de naam art nouveau. De toren daarentegen is heel Duits en is typisch voor het Rijnland. In oktober 1903 ging de Duitse keizer akkoord met het plan en op 17 augustus 1908 werd het opgeleverd.
Station Metz
Het was een gebouw met - voor die tijd - een groot aantal extreem lange perrons op verschillende niveaus voor passagiers en vracht. Daarnaast nog een vijftal tunnels om snel manschappen te kunnen verplaatsen. Het station is voorzien van een keizerlijk paviljoen dat toegankelijk via een grote houten deur wordt ‘bewaakt’ door twee leeuwen. Dit leidt tot een hal over twee verdiepingen in een Byzantijnse stijl. Het is rijk gedecoreerd. In deze keizerlijke hal vind je een glas-in-loodraam dat een eerbetoon is aan Karel de Grote. Hij is - naar een portret van Albrecht Dürer - vormgegeven als een man met de baard gezeten in de Karolingische kapel van de kathedraal van Aken. Dankzij de link met de Franse geschiedenis (Karel de Grote) is het raam bewaard gebleven nadat de Fransen weer de stad hadden ingenomen. Veel zogenaamde 'Duitse' elementen hebben deze verandering niet overleefd. Het beeld van de ridder Roland met zijn schild op de hoek van het stationsgebouw heeft vele verschillende gedaanteveranderingen ondergaan na de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Helaas is het keizerlijke paviljoen en het bijzondere glas-in-loodraam niet te bewonderen omdat het nu een kantoorgebouw van de Franse spoorwegen huisvest en niet openbaar toegankelijk is. Helaas biedt de hoofdhal van het station geen bijzondere ramen.
Metz heeft weinig oorlogsschade opgelopen als gevolg van de Eerste Wereldoorlog. De rol van de stad was om te zorgen dat de gewonden achter het front werden gebracht. In 1918 werden alle Duitsers ontslagen en werden hun posities werden door Fransen ingenomen. Standbeelden van Duitse helden verdwenen uit de stad en adelaars verdwenen van de gebouwen. De leeggekomen gebouwen werden gevuld en lege ruimten bebouwd. Het stadsdeel werd stadsdeel onder Frans bestuur afgemaakt onder het motto van 'eenheid in verscheidenheid'.
Op een locatie aan de zuidzijde van de Neustadt (aan de Rue de Verdun) werd te midden van deze verscheidenheid de kerk van gebouwd. Het is het enige religieuze gebouw in dit stadsdeel. Zo rond 1926 woonden er 6000 mensen in dit stadsdeel, het merendeel was katholiek. Er was dringend behoefte aan een eigen kerk. Het bleek moeilijk te zijn om voldoende geld bijeen te krijgen waardoor men ervoor koos om een tijdelijke kapel te realiseren. Deze is ontworpen door Théophile Dedun als een eenvoudige zaalkerk met een lage toren en kwam gereed in 1930.De kerk is gewijd aan de heilige Sainte Thérèse van Lisieux (1863-1897). Zij is in 1925 heilig verklaard en is een beschermheilige van Frankrijk.
De parochie mocht al snel een reliek van de Sainte-Thérèse ontvangen met authenticiteitsverklaring uit Rome. De ambities om een pelgrimsplaats te stichten kregen daarmee voet aan de grond. Daar moest natuurlijk een veel grotere kerk voor komen. In 1932 - inderdaad twee jaar na de inzegening van de tijdelijke kapel - werd er een prijsvraag uitgeschreven. 22 architecten hadden zich gemeld om hieraan mee te doen, 12 ontwerpen werden uiteindelijk ingezonden. Na een aantal stemrondes werd de architect M. Emile Besch als winnaar gekozen. Bijzonder is dat er op dat moment een brief werd ingestuurd door de latere ontwerper van de glas-in-beton ramen van de huidige kerk en zijn zoon dat zij zeer teleurgesteld waren met deze keuze ‘van een middelmatige architect’ voor zo’n belangrijke opdracht en publiceerden dit in het blad ‘Le Messin’. Zij vonden gehoor bij een hoogleraar en een aantal vooraanstaande parochianen. Dit leidde tot een complex conflict tussen parochie, bouwer en stad dat lang zou duren. Ondertussen maakte de architect nog drie andere ontwerpen, maar het mocht allemaal niet baten.
Eind 1935 kreeg een andere architect, te weten Roger-Henri Expert (1882-1955), de opdracht van de parochie voor het ontwerp van de kerk, ondanks bisschoppelijke weerstand. Het winnende ontwerp is een opvallende betonkerk en oogt zeer modern voor die tijd. Op 3 oktober 1937 werd de start van de bouw van de kerk gevierd met de bouw van het binnenste koordeel naast de bestaande tijdelijke kapel. Medio 1939 werd de bouw gestaakt wegens de onrust in de wereld, dat uiteindelijk leidde tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Een groot deel van de ruwbouw van de sacristie was klaar en de bekisting van de bogen het schip was voor nog bijna een kwart gereed. Pas in 1950 werd de bouw weer opgepakt. Het gebouw werd feestelijk ingezegend in 1954. Tot die tijd bleef de tijdelijke kapel in gebruik en werd de nieuwe kerk er gewoon naast gebouwd. Bijzonder is dat na de inzegening van de nieuwe kerk de tijdelijke kapel werd getransformeerd in een bioscoop ‘salle spectaculaire, le Cinema Pax’. Dit gebouw werd in 1986 gesloopt.
Sainte-Thérèse
In het boek over de kerk door Anne-Marie Héber-Suufrin wordt het gebouw nader beschreven in het hoofdstuk met de pakkende titel op rijm ‘Une architecture sacrée en béton armé’ (een heilig gebouw in gewapend beton). Zoals gezegd, het is een bijzonder ontwerp. Het schip van de kerk wordt gevormd door 9 grote betonbogen van 30m hoog. De bogen zijn onderin breed en lopen taps toe. De gevel volgt deze lijn en staat onder een hoek van 9o hellend naar achteren. Deze stijl wordt in Frankrijk wel de ‘ocean liner style’ genoemd, een verwijzing naar de vormgeving van schepen. Naast de vloeiende lijnen van de hoofdconstructie, zijn het koor, de kapellen en het entreedeel aan de straat ook gemaakt in gebogen vormen. Op oude zwart-wit foto’s zou je kunnen denken dat het gebouw een hele hoge hangar is. Pas in 1963 werd de mast met het kruis in de top naast het gebouw geplaats waardoor het gebouw nu van verre ook te zien is.
Als je binnen staat, is het ruimtelijke effect overweldigend. De gevels tussen de bogen zijn gevuld met gekleurde glas-in-beton ramen. De betonstructuur waar het gekleurd glas in is geplaatst, oogt als een netkous. De glas-in-betonramen zijn ontworpen door Nicolas Untersteller (1900-1967). Hij was een Franse schilder, geboren in Stiring-Wendel in Lotharingen toen dit gebied onder Duits gezag stond. Ook de kopgevel en het raam boven het koor zijn voorzien van glas-in-betonramen. Dit was op dat moment een betrekkelijk nieuwe techniek. Doordat alle ramen door één ontwerper zijn gemaakt, vormt het een harmonieus geheel. Op het snijpunt in de modes van figuratieve naar abstracte ontwerpen voor kerkramen, heeft de ontwerper een mooi midden gevonden. Er zijn duidelijk figuren en namen te ontdekken tussen abstractere ramen en achtergronden. Zoals altijd kon niet iedereen zich in deze keuze vinden. Er zijn vier thema’s in het glas-in-beton werk. De heilige Sainte-Thérèse in het koor, het lijden en het werk van de mannen van Lotharingen (zoals de tuinman, de mijnwerker en de smid), engelen en de apostelen in het schip. Hier tref je tussen en achter de figuren een meer abstracte achtergrond die wat aan graan of gras doet denken. Bij de entree is het thema een danklied aan God en Maria. De overheersende kleuren zijn blauw in meerdere tinten en rood voor de figuren.
Ramen Sainte-Thérèse
Wat wij heel bijzonder vinden, is hoe in zo’n grote ruimte van de kerk het koor vorm is gegeven. Er is een soort tussenhoogte gecreëerd, een verbinding tussen de ruimtelijke en de menselijke schaal. In het koor, dat los binnen de kerkmuren staat, is het raam geplaatst. Dus veel lager dan in het gebouw. Dit getuigt van een enorm ruimtelijk inzicht en zorgvuldigheid. Alle ramen staan beschreven in het eerdergenoemde boek en geven een indruk van de omvang van het werk om dit geheel te ontwerpen. Nu begrijp je het pleidooi van deze ontwerper voor een moderne kerk en zie je wat het resultaat van het samenspel van architectuur en raamontwerp kan opleveren.
Als de ramen de spiegels zijn van de stad, dan constateren we dat Metz altijd heeft opengestaan voor vernieuwing. In wat je vandaag de dag kunt zien, levert dat zelden een gevecht op tussen heden en verleden. Er zal voldoende strijd geleverd zijn om tot deze resultaten te komen, maar nu zie je dat de nieuwere stromingen zich hebben genesteld in de voorgaande stromingen. In de Saint-Étienne bestrijkt dit een reeks door de eeuwen heen, in de Saint Maximin is er één grote sprong gemaakt van middeleeuwen naar de 20eeeuw. In de Sainte-Thérèse hebben de architectuur en de ramen hand in hand gestreden om een vooroorlogs ontwerp na de oorlog tot stand te brengen en is het gelukt om tot de dag van vandaag modern te ogen. Het is nauwelijks te geloven dat dit ontwerp al 90 jaar oud is. Men schuwde kunstenaars met een eigenzinnige reputatie niet en durfde de uitdaging aan. We zien een kleurrijke stad, letterlijk door de kleuren van het glas maar ook kleurrijk in de historie en in de mensen die er werken en wonen.