De strijd van twee broers uit Luxemburg tegen het modernisme
Poundbury (UK)

De strijd van twee broers uit Luxemburg tegen het modernisme


Het is toch een bijzondere gewaarwording als je in een buitenwijk van Dorchester in Engeland plotseling aan een buitenwijk van Helmond (NL) moet denken. En er vervolgens achter komt dat de stedenbouwkundige ontwerpers voor deze beide buitenwijken uit Luxemburg komen en broers zijn. We hebben het over het ontwerp van (UK) en , ontworpen door Leon respectievelijk Rob Krier. Beide broers zijn aanhangers van wat in het Engels New Urbanism heet waar in het Nederland de term traditionalisme meer wordt gebruikt. Je zou de indruk kunnen krijgen dat dit een verhaal is dat alleen voor vakmensen interessant is. Niets is minder waar. Als er namelijk één onderwerp is waar architecten en de rest van de mensen het niet snel over eens zijn, is het ‘historiserend ontwerpen’. Woonwijken die op deze wijze zijn ontworpen, vinden gretig aftrek bij kopers en bewoners terwijl de vakwereld er smalend over praat. 

Het is goed dat jullie weten dat zowel Jan als ikzelf als architecten zijn opgeleid in de jaren ’80 van de vorige eeuw. Op de onderwijsinstellingen TU Delft (Jan) en TU Eindhoven (Erna) werd in die jaren het modernisme gepredikt. Het was mede een reactie op de architectuur van de voorgaande periode van onder andere hoogleraren Aldo van Eyck en Herman Hertzberger. Die zetten zich op hun beurt met hun oog voor de menselijke schaal af tegen het functionalisme en wederopbouw van na de Tweede Wereldoorlog. De stroming die in Nederland ontstond door de architecten van onze tijd, kreeg de naam Super Dutch, ook wel supermodernisme genoemd. Excuses voor het gebruik van al dat vakjargon, maar het vormt het fundament voor het verhaal dat we met jullie willen delen. 

Het is leuk dat we de strijd tussen (super)modernisme en traditionalisme in onze eigen regio mochten meemaken en wel de strijd van Eindhoven versus Helmond. Ten tijde van de Vinex, werden in de tweede helft van de 90’er jaren grote stedenbouwkundige plannen voor de uitbreidingswijken van een flink aantal steden in Nederland gemaakt. Er heerste weer iets van het gevoel van het ‘de maakbare samenleving’ uit de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog en in de Nederlandse traditie betekende dat grote plannen maken. Dit vond nu plaats tijdens de stroming van het supermodernisme en redelijk wat opdrachten kwamen terecht bij bureaus die deze stroming omarmden. Zo ook in Eindhoven waar Teun Koolhaas de opdracht kreeg het stedenbouwkundig plan te maken voor de Vinex-wijk Meerhoven tussen Eindhoven en Veldhoven. Teun Koolhaas had op de TU Delft les gehad van de modernen zoals Gerrit Rietveld en Cornelis van Eesteren. In zijn werk bleef hij zijn meesters redelijk trouw. Het plan voor Meerhoven kende een rationele opzet met een orthogonale structuur met rechte stroken bebouwing. Het enige enigszins poëtische in Meerhoven zijn de namen van de buurten, zoals Graswijk, Boswijk en Zandrijk. 

Brandevoort rand
Brandevoort rand

Helmond, op ruim 15 km van Eindhoven gelegen, pakte het anders aan. Deze gemeente verstrekte de opdracht voor het stedenbouwkundige plan van Brandevoort aan Rob Krier. Hij heeft met zijn bureau Krier en Kohl vanaf 1996 aan dit plan gewerkt. Hij was al bekend in Nederland, vooral door het project De Resident in Den Haag (1989-2001). Dit project ligt tegen de binnenstad van Den Haag aan en kent een mix van woningen, kantoren en horeca. Het grootste deel van de kantoren is in gebruik bij de Rijksoverheid. Eigenlijk was de keuze voor Rob Krier hier zeer verrassend nadat Norman Foster en Rem Koolhaas afvielen, ontwerpers die je gerust onder de modernisten kunt scharen. Er werden vervolgens architecten gezocht die bij het stedenbouwkundige plan van Krier pasten. De keuze voor Rob Krier in Helmond paste in de lijn die de gemeente al eerder had ingezet met de wijk Dierdonk begin jaren ’90 met traditioneel ogende woningen en die was succesvol geweest. Deze buurt werd ontwikkeld door Bouwfonds Projectontwikkeling, tevens de grootste marktpartij bij de ontwikkeling van Brandevoort. Onder architecten en critici was er veel weerstand tegen het traditionalisme. Het zou getuigen van een kitscherig verlangen naar het verleden. Maar Rob Krier was zeer populair bij gemeenten, corporaties en projectontwikkelaars en niet op de laatste plaats, bij bewoners.

De strijd tussen Eindhoven en Helmond werd vormgegeven in een symposium met Teun Koolhaas en Rob Krier in Theater ’t Speelhuis in Helmond. We kunnen de exacte datum niet meer achterhalen; het was zo rond 1997. We moeten toegeven dat dit gebouw eerder paste in het gedachtegoed van Rob Krier dan Teun Koolhaas. ‘t Speelhuis was ontworpen door Piet Blom, leerling van de eerdergenoemde Aldo van Eyck, en had een interieur met tentdoekbeschilderingen van Har Sanders. Het gebouw was in 1977 gebouwd en is helaas door brand in december 2011 verloren gegaan. Maar ook op een andere locatie zou Rob Krier het publiek meer op zijn hand hebben gekregen. Deze grote man, in broek met bretels, vertelde het verhaal achter zijn ontwerp door zaken te noemen die mensen aanspreken. Straten, pleinen, ontmoetingsplekken, herkenningsplekken, verrassende knikjes in de straten en herkenbare materialen. De bescheiden ogende Teun Koolhaas kwam moeilijk uit de verf met een meer theoretische toelichting op zijn plan voor Meerhoven. De uitkomst was als verwacht: het merendeel van de mensen was lovend over Krier en de vakwereld helemaal niet, op een paar uitzonderingen na. 

Brandevoort plattegrond
Brandevoort plattegrond

Brandevoort werd ontworpen als een oude stad. Het centrum van deze uitbreidingswijk heet ook De Veste. Het bestaat uit vestingachtige gesloten bouwblokken met poorten, torens en een marktplein. Een opvallende toren blijkt bij een schoolgebouw te horen. Op het marktplein staat een markthal gelijkend een Victoriaanse markthal van gietijzer, maar gebouwd in 2003. In de Veste zijn naast het marktplein en straten ook grachten. Ondanks het feit dat het als een stadscentrum oogt, bestaat het bijna uitsluitend uit woningen. Buiten de Veste zijn de deelgebieden meer open van karakter. Bijzonder voor die tijd was de keuze om de auto niet meer op straat te zetten maar in parkeerhoven aan de achterzijde van de woningen. Deze zijn toegankelijk via poorten in de gebouwen waardoor de auto’s aan het zicht worden onttrokken. Tenslotte waren er ook geen auto’s op straat in de oude steden waar dit concept aan refereert. Het idee erachter is dat de straat daarmee weer van de bewoners wordt en dat kinderen er kunnen spelen. De norm voor de dichtheid van de wijk was niet anders dan andere Vinex-wijken, gemiddeld 30 woningen per hectare. Vanaf 2000 is de bouw gestart en is nog altijd gaande. Er zijn nu ongeveer 6.000 woningen gerealiseerd. 

Wat was het toch dat de irritatie van de vakwereld opriep? Dat was vooral gelegen in het feit dat er standaardwoningen werden gebouwd die er niet zo uit zagen omdat er nieuwe historiserende gevels voor werden geplaatst. Het leek alsof de woningen heel verschillend waren, maar achter die gevel was een rationeel repeterende structuur van wanden en vloeren geplaatst. Men ervoer het als een soort ‘bedrog’. Daarnaast werd in de ogen van de vakwereld het vak van architect uitgekleed tot ‘gevelartiest’ en veel architectenbureaus wilden daar niet aan meewerken. Maar de ontwikkelaar kreeg gelijk: de woningen werden grif verkocht en bewoners waren enthousiast. Anno nu kun je in Brandevoort wel constateren dat er meer nodig is dan het situeren van gebouwen met torens aan een marktplein met markthal om die ruimte ook echt als zodanig te laten functioneren. Het is ook niet zo dat de problematiek die dergelijke uitbreidingswijken hebben (te veel auto’s en vrijwel alleen op het wonen gericht) hier niet spelen. 

Brandevoort gracht
Brandevoort gracht

Terug naar Engeland, Poundbury. Er was een bijzondere aanleiding voor het ontstaan van deze buitenwijk van de stad Dorchester. De toenmalige Prins Charles, nu koning Charles III, bracht in 1989 een boek uit met de titel ‘A vision of Britain: a personal view of architecture’. Het boek werd gelanceerd met een documentaire door de BBC, gefilmd in het centrum van Birmingham waar hij zijn mening over de gebouwen gaf. In de vakwereld oogstte dit hoongelach en rezen er vraagtekens of hij nu de persoon moest zijn om hier zoveel aandacht voor te vragen. Naar de mening van de prins was de menselijke maat en schaal verloren gegaan in de suburbane architectuur. Hij kreeg een unieke kans om zoals de Engelsen het zo mooi zeggen ‘put your foot where your mouth is’ oftwel, voeg daad bij het woord. Dat is dus ook gebeurd. Wat ons nu bevreemdt, is dat veel mensen wel van het boek hebben gehoord maar niet van het project waar zijn visie is gerealiseerd of het überhaupt hebben bezocht: Poundbury. Het zou zo maar kunnen dat dit een gevolg is van de afwerende houding van de vakwereld. 

Prins Charles III, was Prince of Wales and Duke of Cornwall. In 1987 behoorde het land waar Poundbury is gerealiseerd toe aan de West Dorset District Council die de mogelijkheden onderzocht voor de uitbreiding van de stad Dorchester. Het hertogdom van Cornwall zag een kans om de visie van de prins en eigen hertog hier vorm te geven. De council koos ervoor om zelf het heft in handen te nemen bij deze ontwikkeling en de grond niet aan projectontwikkelaars te verkopen. In 1988 werd Leon Krier ingehuurd om het stedenbouwkundige plan te maken voor Poundbury aan de oostzijde van Dorchester. Toch goed om eerst iets over deze stad te vertellen. Dorchester is de hoofdplaats van het Engelse graafschap Dorset en telt nu 19.000 inwoners. Het ligt aan de rivier de Frome en is van oudsher een marktplaats voor de omliggende omgeving. De bekendste inwoner van de stad is Thomas Hardy en de stad speelt een belangrijke rol in een van zijn boeken, The Mayor of Casterbridge. Zijn huis is te bezoeken en zijn standbeeld staat in de stad op Thomas Hardy Square. 

 

Poundbury plattegrond
Poundbury plattegrond

Wat maakt het stedenbouwkundig plan van Poundbury zo anders dan andere suburbane wijken? De ontwerpers geven aan dat het plan vanuit mensen is ontworpen in plaats vanuit de auto. Dit zou moeten leiden tot een hogere kwaliteit van leven. De stijl van Poundbury behoort tot ‘new urbanism’. Deze stroming staat voor beloopbare buurten met een grote diversiteit aan woningen (ook categorieën) en werkgelegenheid. Deze stroming startte in 1993 met een Congres in de VS met een Charter of New Urbanism met de volgende tekst:

“Wij pleiten voor de herstructurering van het openbare beleid en ontwikkelingspraktijken om de volgende principes te ondersteunen: 

-       wijken moeten divers zijn in gebruik en bevolking; gemeenschappen moeten ontworpen worden voor voetgangers en openbaar vervoer, evenals voor de auto; 

-       steden en dorpen moeten gevormd worden door fysiek gedefinieerde en universeel toegankelijke openbare ruimtes en gemeenschappelijke instellingen; 

-       stedelijke plaatsen moeten omlijst worden door architectuur en een landschapsontwerp die de lokale geschiedenis, het klimaat, de ecologie en de bouwpraktijk vieren.”

In Poundbury heeft dit geleid tot een ontwerp met een relatief hoge dichtheid. Met een centrum gebouwd in een klassieke stijl en buitenwijkgebieden in een meer traditionele stijl, met ontwerpinvloeden afkomstig uit de omliggende omgeving. Hierbij moet je denken aan smeedijzeren hekken, portieken, met grind bedekte openbare pleinen en 'dichtgemetselde' ramen; bekend als blinde vensters, die uitsluitend een esthetische functie hebben. Aan de westelijke rand is er een soort vestingmuur. Er is een traditioneel ogende markthal gebouwd, Butter Market, functionerend als café. Een ondernemer doneerde hier zelfs 1 miljoen pond voor. De auto’s worden geclusterd geparkeerd waardoor ze het straatbeeld niet zouden moeten domineren. Er wordt niet ‘gezoneerd’, dus functies en categorieën woningen kunnen overal een plek krijgen. 

Poundbury Buttermarket
Poundbury Buttermarket

We bezochten Poundbury met onze Engelse redacteur van JE reis en zeer goede vriendin Ruth Sladek uit Australië. Wij waren heel benieuwd hoe Poundbury op haar over zou komen, een niet-professional in het vastgoed vak. In eerste instantie was zij positief. ‘Het oogt zeer verzorgd en afwisselend’ meldde zij. Maar gedurende onze wandeling begon er iets niet te kloppen. Het centrum met wat op een raadhuis leek, bleek grotendeels met woningen gevuld. Dat gold eigenlijk voor de meeste gebouwen. In het centrum is er een supermarkt en een café-restaurant onder in een van de bouwblokken en er zijn wat kantoren (ook in de buitengebieden) maar ondanks al die verschillend ogende gebouwen zijn het voor het grootste deel woningen. ‘Waar winkelt men, waar gaat men naar de kerk, waar spelen de kinderen?’ vroeg Ruth. Er blijkt wel een kerk te zijn maar dan op de begane grond van een groter bouwblok met woningen erboven. Daar wringt hem de schoen! De architectuur komt je bekend voor maar je voelt je ook wat ‘belazerd’ omdat er andere dingen achter de gevels gebeuren dan je zou verwachten. We kregen even het gevoel van ‘The Truman Show’ uit 1998, waarbij niets is wat het lijkt. 

Er wordt nog gebouwd in het noordwesten en de planning is dat Poundbury af is in 2025. Het is kleiner dan Brandevoort; de verwachting is dat er dan ongeveer 6.000 mensen wonen. Het heeft gezorgd voor werkgelegenheid voor 185 bedrijven, al landen er niet veel bedrijven in de plaats zelf. 35% van de woningen behoort tot de sociale sector. Helaas is de prognose dat er minder gebruik van de auto zou worden gemaakt niet uitgekomen en is het autogebruik zelfs hoger dan in de directe omgeving. 

Wat is terug te vinden van de koninkijke bemoeienis met Poundbury? Het standbeeld van de grootmoeder van de huidige King Charles III: Queen Elizabeth The Queen Mother. Is in 2016 onthuld door Elizabeth II and her man, Prince Philip, Duke of Edinburgh. Het staat op een plein met dezelfde naam dat uiteindelijk ook een rotonde blijkt te zijn. Prince Charles opende in 2018 de kerk en in 2022 het grootste speelveld: the Great Field. Hij bezocht als koning met zijn vrouw Poundbury een maand na de kroning in 2023. Poundbury wordt – net als Brandevoort – bejubeld en bekritiseerd. Wat ons nou boeit is de vraag hoe die twee broers ertoe zijn gekomen om hun gelijk te bewijzen in deze twee uitbreidingswijken en wie zijn die twee broers eigenlijk?

Poundbury centre
Poundbury centre

Laten we beginnen bij de oudste broer en ontwerper van Brandevoort: Rob Krier. Geboren op 10 juni 1938 in kanton Grevenmacher in Luxemburg en overleden op 20 november 2023 in Berlijn. Hij was niet alleen stedenbouwkundige, maar ook architect, beeldhouwer en theoreticus. Hij studeerde architectuur aan de Technische Universiteit van München van 1959 tot 1964. Na zijn afstuderen werkte hij met Oswald Mathias Ungers in Keulen en Berlijn (1965–1966) en met Frei Otto in Berlijn en Stuttgart (1967–1970). Hij heeft verschillende posities gehad aan universiteiten: van 1973 tot 1975 als assistent aan de faculteit architectuur van de Universiteit van Stuttgart, in 1975 gastprofessor aan de École polytechnique fédérale de Lausanne(Zwitserland), van 1976 tot 1998 hoogleraar architectuur aan de Technische Universiteit Wenen van 1976 tot 1998 en gastprofessor aan de Yale University (VS) in 1996.

Naast zijn rol in het onderwijs was hij verbonden aan verschillende ontwerpbureaus.  Van 1976 tot 1994 had hij een eigen bureau in Wenen. Met Nicolas Lebunetel een bureau in Montpeiller (1992-2004), met Christoph Kohl in Berlijn (1993-2010). Hij heeft ook gepubliceerd. Het belangrijkste werk kwam uit in 1975 uit onder de naam Stadtraum werd in 1979 in het Engels vertaald onder de titel Urban Space. In 2015 vond een Duits/Engelse herdruk plaats en werd de theorie aangevuld met voorbeelden uit zijn eigen praktijk zoals projecten in Stuttgart, Berlijn, Wenen en Potsdam Over het laatste project is een aparte publicatie in 1997 uitgekomen samen met Christopher Kohl ‘The Making of a Town. Potsdam – Kirchsteigfeld’.

Rob Krier was dus ook beeldhouwer, hoewel niet veel van zijn werk te vinden is. Een van zijn werken staat in Brandevoort. Het heet Absorbed en staat bij de centrale markthal. In de Wijnhaven in Den Haag staat een beeld genaamd Licht en Donker (dubbelfiguur). Die brede belangstelling van stedenbouw tot beeldhouwkunst had ook de acht jaar jongere Leon Krier. Om met het laatste te beginnen, hij was geen beeldhouwer maar heeft wel de sokkel ontworpen waarop het beeld van de Queen Mother staat op het gelijknamige plein in Poundbury. Hij werd geboren op 7 april 1946. Hij is een stedenbouwkundige, architect, architectuurtheoreticus en aanhanger van New Urbanism. Net als zijn broer combineerde hij het werken in stedenbouw en architectuur met verschillende leerstoelen. Hij studeerde architectuur aan de Universiteit van Stuttgart in 1968 maar verliet de opleiding al na een jaar om bij James Stirling in Londen te gaan werken. Vervolgens heeft hij twee jaar samengewerkt met Josef Paul Kleihues in Berlijn om daarna terug te gaan naar Engeland en 20 jaar les te geven aan de Architectural Association en Royal College of Art. In die jaren werd hij bekend om zijn uitspraak “Ik ben een architect omdat ik niet bouw”. Eind jaren ’70 was hij een van de meest invloedrijke modern traditionalistische ontwerpers. Hij was van 1976 tot 2016 deeltijd hoogleraar op de Universiteiten van PrincetonYaleVirginiaCornell and Notre Dame. Van 1987 tot 1990 was hij de eerste directeur van SOMAI, the Skidmore, Owings & Merrill Architectural Institute, in Chicago.

Brandevoort markt
Brandevoort markt

Het project dat een keerpunt in zijn oeuvre heet te zijn, is zijn niet gerealiseerde plan voor de stad Luxemburg, als antwoord op het modernistische plan voor de herontwikkeling van de stad. Hij kreeg later een kans in deze stad die wel werd gerealiseerd met de nieuwe Cité Judiciaire dat architectonisch door zijn broer werd uitgewerkt (1990–2008). Een mooi voorbeeld van zijn benadering werd zichtbaar bij de beoordeling van de plannen voor de Frauenkirche en de Neumarkt in Dresden. Als een van de negen uitgenodigde experts in 1990 was hij de enige die het bewonersinitiatief om het oude centrum te reconstrueren, ondersteunde. Dit is ook daadwerkelijk gebeurt begin 21 eeuw. Hij heeft plannen gemaakt voor veel steden over de hele wereld in o.a. Roemenië, Italië, België, Guatamala, Mexico en Engeland. Net als zijn broer publiceerde hij ook. Vele essays en stukken in tijdschriften. Hij verzamelde zijn kritieken en concepten in tekeningen, diagrammen (vaak in zijn eigen handschrift) in het boek Drawings for Architecture. Daarnaast kwam in datzelfde jaar, 2009, zijn meest bekende boek uit The Architecture of Community.

Kenmerkend in al zijn plannen, was de menselijke schaal. Dat was ook zijn weerzin tegen het modernisme gestoeld op de groei van economie en techniek. Zijn groeimodel was de reconstructie van de Europese stad, gebaseerd op polycentrische nederzettingsmodellen die de door menselijke schaal - zowel horizontaal als verticaal (lees: hoogte) - worden bepaald, van zelfvoorzienende gemengde wijken die niet groter zijn dan 33 hectare (in 10 minuten te voet over te steken) met bouwhoogten van drie tot vijf verdiepingen of 100 treden (comfortabel te voet te beklimmen). Bovendien moesten die wijken niet beperkt worden door louter administratieve grenzen, maar door wandelbare, fietsbare, berijdbare boulevards, paden, parkwegen. Steden groeien dan door de vermenigvuldiging van onafhankelijke stedelijke wijken, niet door horizontale of verticale uitbreidingen van gevestigde stedelijke kernen.

De gelijkenissen in de stijl en theorie over stedenbouw van deze twee broers zijn opvallend. Is een basis gelegd in de kleinschaligheid van Luxemburg waar ze beiden zijn groot gekomen? Het is tenslotte een klein land met nog geen 650.000 inwoners. De hoofdstad Luxemburg telt ruim 110.000 inwoners en is zelfs voor Nederlandse begrippen geen grote stad. De broers hebben verschillende paden gekozen om hun weg te vinden in architectuur en stedenbouw. In hun visie en ook in projecten komen ze behoorlijk dicht bij elkaar. Beiden hebben zich weinig aangetrokken van de critici en hebben vastgehouden aan hun eigen mening en visie op het vak. Ook is het beiden gelukt om uitbreidingswijken te realiseren om hun gelijk te halen. De vraag is of dat is gelukt. 

Poundbury rand
Poundbury rand

Laten we eens kijken wat je kunt leren van deze twee mannen die tegen een grote stroom in, New Urbanismtot uitvoering brachten. Stedenbouwkundig levert het interessante gebieden op met een grote herkenbaarheid in het plan, mede door het realiseren van een centrum met buitengebieden in plaats van een groot veld met een orthogonale structuur. De menselijke schaal is ontegenzeggelijk merkbaar in zowel Brandevoort als Poundbury en de knikken in straten en structuur maken zo’n wijk ook speels. Die oude structuren waren niet ontworpen met het oog op auto’s. Toch merken we dat het gaat wringen als je voldoende plek moet geven aan auto’s, ondanks het feit dat de oplossingen uit het zicht en op parkeerhoven zijn tijd vooruit zijn. Daarnaast voel je je licht ‘bedrogen’ doordat de architectonische taal uit het verleden niet past bij de invulling van vandaag. Het zijn geen kleine stadjes maar uitbreidingswijken die voornamelijk uit woningen bestaan. Wat beide wijken zeker doet, is je aan het nadenken zetten. Ze zijn duidelijk minder ‘saai’ dan vele andere Vinex wijken en andere uitbreidingswijken. Het is goed dat er meer variëteit is in de aanpak van het ontwerp van buitenwijken, daar leren we van voor de toekomst. Wat leren we als maar blijven herhalen wat we deden? Woningtekort (betaalbaar) is een groot probleem in Nederland en andere delen van de wereld speelt en we staan wederom voor een moment waarop we keuzes moeten maken hoe we een duurzame oplossing kunnen vinden voor dit probleem. De grote behoefte aan nieuwe woningen betekent dat we nieuwe gebieden zullen moeten bebouwen. We beluisteren in Nederland een ‘nieuwe’ tendens om meer te kijken naar wijken als een verzameling buurten van een maximale grootte van ongeveer 35 woningen, met aandacht voor gemeenschappen. De toekomst zal leren of de gebroeders Krier niet alleen achteruit keken maar in feite hun tijd vooruit waren.  

Juli 2024

Deel dit artikel