Kenmerkend in al zijn plannen, was de menselijke schaal. Dat was ook zijn weerzin tegen het modernisme gestoeld op de groei van economie en techniek. Zijn groeimodel was de reconstructie van de Europese stad, gebaseerd op polycentrische nederzettingsmodellen die de door menselijke schaal - zowel horizontaal als verticaal (lees: hoogte) - worden bepaald, van zelfvoorzienende gemengde wijken die niet groter zijn dan 33 hectare (in 10 minuten te voet over te steken) met bouwhoogten van drie tot vijf verdiepingen of 100 treden (comfortabel te voet te beklimmen). Bovendien moesten die wijken niet beperkt worden door louter administratieve grenzen, maar door wandelbare, fietsbare, berijdbare boulevards, paden, parkwegen. Steden groeien dan door de vermenigvuldiging van onafhankelijke stedelijke wijken, niet door horizontale of verticale uitbreidingen van gevestigde stedelijke kernen.