Genius loci
Louisiana en Rungstedlund

Genius loci


Ken je dat? Zo’n plek waar je – als je weer in de buurt bent – als een magneet naartoe wordt getrokken? Dat zou zo maar kunnen komen door wat in het Latijn wordt genoemd ‘genius loci’, de geest van de plek. Aan de Øresund, de zeestraat tussen Denemarken en Zweden, kennen wij twee van zulke bijzondere plekken. Zo’n 30 km boven Kopenhagen ligt Louisiana, een museum voor moderne kunst. Laat de stichter en directeur van dit museum Knud Jensen exact ‘genius loci’ hebben gebruikt toen hij het bouwvallige en verlaten landgoed met de naam Louisiana ontdekte op zijn speurtocht langs de Øresund voor een nieuw museum. Ook nemen we jullie mee naar Rungstedlund, 15 km zuidelijker. Een zoektocht naar wat mensen en plekken bijeenbrengen.  

Het huis ligt in het dorp Rungsted. Dit is het huis waar de beroemde auteur Karen Blixen (1885-1962) is geboren, naar is teruggekeerd en is gestorven. Zij – een dochter van een aristocratische familie – heeft verschillende kunstacademies gevolgd in Kopenhagen, Parijs en Rome. Zij is wereldberoemd geworden door de verfilming in 1985 van haar boek Out of Africa met Robert Redford en Meryl Streep. Nog altijd een van mijn favorieten. Het boek waarop de film is gebaseerd dateert van 1937 en laat zien dat we hier met een avontuurlijke dame van doen hebben. Binnen Denemarken was al zij vanaf 1909 een bekende schrijfster, vooral onder haar pseudoniem Isak Dinesen. Karen Blixen trouwde in 1914 met haar neef baron Bror-von Blixem-Fineke, terwijl zij verliefd was op zijn tweelingbroer. Net voor het uitbreken van de 1e Wereldoorlog gingen zijn samen naar Kenia om een koffieplantage op te zetten. In 1921 eindigde het huwelijk en zette zij in haar eentje de koffieplantage voort. Het ging niet goed met de koffieplantage en uiteindelijk ging deze failliet. Net nadat haar geliefde Denys Finch Hatton in 1931 overleed, ging ze terug naar Denemarken. Terug naar haar ‘genius loci’, naar Rungstedlund waar haar moeder nog woonde. Daar legde ze zich toe op schrijven. 

Rungstedlund
Rungstedlund

Beide ‘buitens’ liggen aan de kust van de Øresund ten noorden van Kopenhagen. Hier ging je in de zomer naartoe om de grote stad te ontvluchten. Beide kennen een lange historie. Rungstedlund was ooit een traditioneel Deens boerenerf met gebouwen aan vier zijden van het erf; het oudste nog resterend deel uit 1680. Een groot deel van de gebouwen brandde af in 1898. Er was ook een herberg, waar ooit de beroemde Deense dichter Johannes Ewald (1743-1781) heeft gelogeerd. De kamer waar hij diverse keren verbleef tussen 1773-1776 noemde de familie daarom ook ‘Ewalds Room’. Het was de studeerkamer van de vader van Karen Blixen. Toen zij in 1931 terugkwam uit Afrika werd deze kamer, door samentrekking met een slaapkamer, haar appartement en de plek waar zij uiteindelijk in 1962 stierf. 

Haar huis in nu een museum; het opende in 1991. Je wandelt niet allen door de ruimten maar ook door haar leven heen. Overal tref je herinneringen uit het leven van deze opmerkelijke vrouw. Niet alleen objecten die met het schrijven te maken hebben of souvenirs uit Afrika. Ze was een getalenteerde tekenares en er is een aantal portretten dat zij heeft gemaakt uit de tijd in Afrika. In de keuken zijn er leuke referenties naar een van mijn favoriete boeken die zij in 1958 onder haar pseudoniem schreef: Babette's Feast. Deze internetverwijzing geeft een beeld van de film die in 1987 uitkwam en een jaar later een Oscar won als beste niet Engelstalige film, maar ook het boek is zeer de moeite waard. Terug naar de wandeling door het pand. De oude zolder uit 1771 is nog altijd zichtbaar en functioneert als expositieruimte. De winkel en het café zijn ondergebracht in de oude schuur. 

Rungstedlund
Rungstedlund

Het terrein vóór de gebouwen is als gazon met borders ingericht en laat het zicht op de Øresund vrij. De gebouwen zijn bescheiden van schaal gezien de grootte van het terrein van Rungstedlund. De tuinen zijn toegankelijk zonder museumbezoek en daar wordt goed gebruik van gemaakt. De tuin heeft verschillende sferen. Naast het gazon bij het café mooie borders, een vijver en een romantische brug. Dieper op het terrein kom je in een bosachtige omgeving en ook bij weilanden met koeien. Het terrein staat bekend om de vele vogels die je er kunt vinden. Na haar Afrikaanse avontuur keerde Karen Blixen terug naar dit huis waar zij altijd gelukkig was geweest en pakte zij het schrijven weer op. Zij is in de tuin begraven en ligt onder een eenvoudige steen met alleen haar naam. 

Terug naar Louisiana is niet zomaar een museum. Het is een plek waar natuur, architectuur, geschiedenis, kunst en cultuur samenkomen. Het verruimt je geest. De tijd lijkt stil te staan; je wilt hier niet meer weg. Het klopt gewoon. 20 jaar geleden waren we er voor het eerst, 10 jaar later weer en in de zomer van 2022. Als je in de buurt bent, ga er heen. Ongeacht welke tentoonstellingen er op dat moment zijn. Het is alleen nu wel een stuk drukker dan 20 jaar geleden. 

Met het derde bezoek merken we dat je nu beter gaat kijken om te ontdekken waarom het hier allemaal klopt. Louisiana is ooit een ‘verborgen museum’ genoemd. Wij herkennen dat. Nu pas kijken we voor het eerst echt naar de gebouwen en willen we ook het ontstaan van het complex begrijpen. We worden daarbij geholpen doordat er in 2017 een boek is uitgegeven met de titel Louisiana architecture and landscape door Michael Sheridan. Hij heeft als eerste onderzoek gedaan naar de geschiedenis en ontwikkeling van dit museum op deze plek. Gesprekken met de architect, correspondentie tussen opdrachtgever en architecten en archiefonderzoek hebben veel materiaal naar boven gebracht dat nog niet was getoond of verteld. Niet iedereen zal dit boek aanschaffen en 370 bladzijden tot zich nemen, maar voor liefhebbers is het interessant als je Louisiana gaat bezoeken. 

Louisiana
Louisiana

Waar kun je dan beter starten, dan terug te gaan naar ‘genius loci’? Wat maakte deze plek bijzonder? Deze in onze ogen groene omgeving waar Louisiana staat, is een gebied dat al eeuwen door mensen is gevormd. Als gevolg van de oorlogen - tussen medio 17e tot begin 18e eeuw met de Zweden en de Britten - werd het landschap bij de plaats Humlebæck voorzien van verdedigingswerken. Nadat de dreiging was afgenomen, werd het land door bosbouwer en voormalige soldaat Alexander Brun (1814-1893) onder handen genomen. Hij stichtte het landgoed Louisiana. Humlebæck was een klein vissersplaatsje aan het einde van de beek tussen het hoger gelegen land en de Øresund (bæck=beek). Øresund is de zeestraat tussen Denemarken en Zweden en geeft toegang tot de Baltische Zee. In 1810 gaf koning Frederik VI opdracht om een haven te bouwen in Humlebæck. Een Duitse luitenant-kolonel, tevens ingenieur, ontwierp een commerciële haven voor de vissersboten met een nauw kanaal naar een binnenbassin aan weerszijden van de beek. In de bassins was plaats voor 100 kanoneerboten. De koning kocht het land van grootvader Constantin Brun, een welvarende handelsman, rijk geworden met de handel en de neutrale positie die Denemarken innam tijdens de oorlogen. Het bassin werd uiteindelijk Humlebæckmeer. De aarde die was uitgegraven werd aan de zuidzijde gelegd waardoor een vestingwal ontstond. Toen de haven in 1814 nagenoeg klaar was, was de oorlog over. Wat men achterliet was een meer en een haven. Uiteindelijk was het de kleinzoon van de oud-eigenaar, de eerder genoemde Alexander Bun, die het land zou cultiveren en restaureren. Hij vernoemde het landgoed naar zijn vrouw, Louisiana. Zijn eerste huwelijk was met Sophie Louise Alice Tutein (1989-1899) en hield maar vijfentwintig dagen stand. Zijn tweede vrouw was Louise Penelope Webb (1830-1855) en zij waren getrouwd op het moment dat hij samen met zijn vader het land van de koning probeerde terug te kopen. Dat huwelijk eindigde toen Louise in het kraambed overleed, zwanger van hun eerste dochter. In 1858 trouwt hij voor de derde keer en wel met Louise Wolff (1835-1926) en zij krijgen vier kinderen. 

In 1861 lukt het Alexander Brun om met zijn vader het landgoed uiteindelijk te verwerven. Een deel van het gebied werd in 1868 verkocht aan de Deense Volkskerk die een kleine kerk en een begraafplaats realiseerde, precies op tijd om vader Carl Brun daar te kunnen begraven. Zijn zoon transformeerde het bescheiden huis in een villa naar voorbeeld van het huis van zijn vader in Kraagerup. Hij voegde een tweede verdieping toe met een flauw hellend leien dak en een balkon met zicht op zee. Als fervente botanicus pakte hij ook voortvarend de tuin aan en veranderde het in een park in toen heersende Engelse stijl. Hij vulde de tuin met exotische bomen en vanaf 1900 werd het een toeristische attractie. Van zijn hand is de oude beukenboom met negen stammen die je nog altijd kunt zien. Alexander Brun specialiseerde zich in het houden van bijen en in het kweken van perenbomen. Louise Brun overleed in 1926 maar had al in 1909 Louisiana verkocht aan Wilhelm Smith Dahl, een verkoper van loodgietersbenodigdheden. Hij gebruikte Louisiana als zomerhuis en heeft het huis verbouwd. Hij overleed in 1917, zijn vrouw hertrouwde. Na haar overlijden in 1927 bleef haar man Peter Johannes Busky-Neergaard tot zijn dood wonen in 1954 dit huis. In zijn opdracht heeft architect E. Hartvig Rasmussen de villa uitgebreid met een eenlaags gebouw als zonnekamer dat de mogelijkheid bood een balkon erop te plaatsen voor de slaapkamers op de verdieping. De eigenaar had bij zijn overlijden geregeld dat het huis aan de gemeente zou kunnen worden verkocht. De gemeente had al een oog op het terrein laten vallen voor een zuiveringsinstallatie en de uitbreiding van de begraafplaats. Men had daarbij het idee het landhuis te gebruiken als een bejaardentehuis. Maar toen verscheen Knud Jensen op het toneel. 

Wie was Knud Peter Wadum Jensen (1916-2000) ? In het boek wordt hij een complex, charismatisch kosmopoliet genoemd die zijn passie en culturele interesses met zoveel mogelijk mensen wilde delen. Als jongste zoon van een welvarende vader, directeur van een groothandel in kaas (Ost en Gros A/S), groeide hij op in Kopenhagen. De familie had een brede culturele belangstelling: schilderijen, muziek en zijn vader verzamelde boeken. De zomers werden in buitens doorgebracht, in Strandholm aan de Øresund tussen Kopenhagen en Humlebæck. Knud Jensen werd zijn vaders assistent en hielp hem om een grote collectie boeken op te bouwen. Het fundament voor de liefde voor literatuur werd zo gelegd en leidde hem naar een bestaan als uitgever. Knud Jensen heeft zelf gezegd dat zijn schooljaren vormend waren voor zijn ontwikkeling tot museumdirecteur. De schoolmeesters organiseerden ‘Kunst op school’ waardoor hij als kind zowel thuis als op school tussen de kunst opgroeide. Hij heeft in Europa gereisd en in Lausanne kunstgeschiedenis gestudeerd. Na het overlijden van zijn vader in 1944 stapte hij in zijn voetsporen in het bedrijf. Overdag was hij de directeur, in de avonden ontving hij kunstenaars en schrijvers. Hij nam een meerderheidsaandeel in een uitgeverij die bijna failliet ging en kreeg daarmee een prominente positie in het cultureel leven in Denemarken. 

Tijdens een interview werd hem gevraagd wat hij van het bestaande Museum van de Kunsten in Denemarken vond. Zijn antwoord: ‘een horrorkabinet met een heel erg 19e-eeuwse bourgeois en overdreven beeld van het eigen belang in een bijpassend gebouw.’ Hij wilde op een andere manier kunst een plek geven in het leven van mensen. In 1954 richtte hij een stichting op met verschillende bedrijven – geïnspireerd door wat hij op school had ervaren – met de naam ‘Kunst op de werkplek’. Door middel van verschillende tentoonstellingen in de publieke ruimten van de bedrijven, werden de medewerkers in contact gebracht met kunst. Hij was van mening dat hier meer behoefte aan was door de toegenomen mechanisatie van het werk en de toename in vrije tijd. Hij wilde mensen prikkelen. Deze stap van verzamelaar naar curator legde het fundament voor zijn werk in Louisiana. De collectie groeide zodanig dat hij naarstig op zoek was naar een plek, een eigen museum. 

Op een namiddag in 1954 wandelde hij langs van de kust aan de Øresund tot hij bij het hek van Louisiana kwam. Het zag er verlaten uit en hij klom over het hek om te ontdekken dat het pand op slot was en de tuin verwilderd. In de laatste levensjaren van de laatste bewoner was er nauwelijks meer onderhoud gepleegd. De bouwvalligheid raakte een romantische snaar en hij waande zich in een sprookje. Hij zag door de verwildering heen de kwaliteit van de tuin en de ligging, vrij ongewoon aan de kust van de Øresund. Dezelfde avond ging hij thuis de mogelijkheden van deze plek bestuderen en ontdekte hij de plannen van de gemeente. Hij kwam zelf met alternatieve locaties voor de zuiveringsinstallatie en het verzorgingstehuis, een van die locaties kocht hij daarvoor zelf aan. Hij bood aan een deel van het land te schenken ten behoeve van de begraafplaats, tenslotte was de brug hiervoor al gebouwd. Uiteindelijk kwam hij er met de gemeente uit en kon hij het landgoed in 1955 kopen. Hij besloot de naam ‘Louisiana’ te houden, omdat het als bijzondere tuin al naamsbekendheid had. 

Hij startte direct zelf met het maken van schetsen voor zijn plannen en vroeg landschapsarchitect Agnete Petersen om hem te helpen. Na allerlei plannen te hebben gemaakt, besloot hij de villa te gebruiken als een toevluchtsoord voor hemzelf en kunstenaars. Het oude koetshuis wilde hij transformeren tot een galerie. Hiervoor zocht hij contact met een architect, bij voorkeur van zijn eigen generatie. Hij vroeg Jørn Utzon die toen bekend was geworden met het ontwerp van zijn eigen huis uit 1952. Maar Jørn Utzon was druk bezig met zijn inzending voor de prijsvraag Sydney Opera House (die hij uiteindelijk won). Hij kwam via een vriend uit bij Vilhelm Wohlert (1920-2007), een jonge architect die net de tentoonstellingsruimte voor Franse Kunst in het Museum voor de Kunsten had gerenoveerd. Vilhelm Wohlert ontmoette oud-collega Jørgen Bo (1919-1999) toen hij werkzaam was in Berkeley California. Beide architecten hebben zich daar laten inspireren door de Amerikaanse architecten en in San Francisco in het bijzonder door Jack Hillmer (1918-2007). Ze vonden nog meer inspirerende huizen, voor de liefhebbers: Ludekens House on Belvedere island, Schindler-Chace House (1921-1922) ook bekend als Kings Road house - van Rudolph Schindler (1887-1957) en het huis ontworpen door Richard Neutra (1892-1970) met de naam Case study house #20, ook bekend als Bailey House uit 1948. Vanaf dat moment veranderde hun visie op architectuur: ruimte werd centraal gesteld. Een gebouw was een set samengestelde onderdelen en niet een doos waar ruimten in werden ondergebracht. Ramen waren openingen tussen elementen en geen gaten in een muur. Daken werden zichtbare horizontale vlakken. Jørgen Bo vertaalde dat direct bij thuiskomst in het ontwerp van zijn eigen huis in Kopenhagen. Toen Knud Jensen Vilhelm Wohlert vroeg om architect van zijn plan te worden, had Vilhelm zelf nog geen grotere gebouwen ontworpen. Hij vroeg Jørgen Bo om het samen met hem op te pakken. Om de verwachtingen te temperen, meldde hij dat Jørgen niet opgewonden moest raken. Het was een overzichtelijk project, gewoon een aantal stallen bij een villa transformeren, zei hij. De geschiedenis laat een heel ander verhaal zien. (Jan heeft de totale plattegrond van Louisiana getekend. Die laten we op een paar plaatsen terugkomen zodat je niet ver hoeft terug te scrollen.)

Louisiana plattegrond
Louisiana plattegrond

Knud Jensen wilde een radicaal ander type kunstmuseum. Een alternatief voor de traditionele instituten met conventionele ideeën over hoe het publiek zou moeten worden behandeld en hoe zij zich zouden moeten gedragen. Liever dan een tempel voor de muzen wilde hij een thuis voor de kunst. De kunst zou moeten worden tentoongesteld in een ontspannen omgeving, zonder pretenties. Op die manier kon kunst een onderdeel worden van het dagelijkse leven. Het moest informeel zijn, mensen moesten in en uit het gebouw en de tuin kunnen lopen met het landschap als onderdeel van de ervaring. We kunnen nu constateren dat het gebouw dat zich zo voegt in zijn omgeving dat het bijna anoniem is, dat je er niet van bewust bent dat er een gebouw is. Het landschap en de tentoonstellingen konden we ons voor de geest halen, maar de gebouwen? Dat was de reden dat we bij ons laatste bezoek maar eens dieper zijn gaan kijken. Precies de reden waarom het goed is vaker naar een plek terug te gaan. 

In 1956 kregen de architecten, die nauw samen bleven werken met landschapsarchitecte Agnete Petersen, de opdracht om de villa en de stallen te veranderen in een entree en een museum. Het was een programma dat paste bij de collectie (ongeveer 250 stuks) van moderne Deense kunstenaars en bij het beschikbaar budget. Knud Jensen had goede zaken gedaan; de verkoop van kazen was in de jaren 1944-1954 vervijfvoudigd. Hij kreeg een bod van Kraft uit de VS om het bedrijf te verkopen en greep deze met beide handen aan. Een groot deel van de opbrengsten pompte hij in de Louisiana stichting. Het geld maakte een veel groter project mogelijk en hij vroeg de architecten een expositiegebouw van 800 m2 te ontwerpen. De plannen werden al snel groter dan het budget. Een lokale bank zag geen heil in een museum op deze plek. Pas toen een backup plan werd gemaakt, uitgaande van een van hotel en restaurant op deze plek, ging de bank akkoord met een lening. Het programma van eisen dat hij meegaf, gaf een beeld van de ervaring van de plek. De bronnen van de ‘genius loci’ waren: de villa, het meer en de zicht op de zee. Verder gaf hij de volgende zaken mee. De villa zou de entree moeten zijn en mensen het gevoel geven dat ze op bezoek waren bij een excentrieke oom in een landelijk gebied. Het gebouw zou geprojecteerd moeten worden op het einde van de omwalling en dat de expositieruimten op het meer moest worden georiënteerd. 

De architecten trokken in de villa waar ze gedurende maanden werkten aan het ontwerp, rekening houdend met het landschap en de hoogteverschillen. Het zogenaamde ’58 gebouw’ - refererend aan het bouwjaar – ontsluit de nieuwe paviljoens vanaf de villa door middel van een gangenstelstel om bestaande bomen, passend op een grid van 60 x 60 cm. De gangen zijn aan één of twee zijden doorzichtig waardoor je het gevoel hebt door het park te lopen. Het eerste paviljoen gaat van begane grond naar een verdieping lager en biedt zicht op het meer. Er staat een beeld van een wandelende man van Alberto Giacometti, waardoor deze zaal nu ‘Giacometti room’ wordt genoemd. Via de volgende passage kom je in het tweede paviljoen waar door middel van een dakopbouw het licht gefilterd binnen komt. In combinatie met de zichtbare constructie met grote houten balken die de ruimte overspannen, lijken deze zalen weinig op de witte ruimten die wij nu gewend zijn in musea. Aan het einde van dit paviljoen kijk je op een door de architecten ontworpen bassin waar de stapstenen over het water - The First Steps door Gunnar Westman - doorgaan in het gras en eindigen bij een beeld van Astrid Noack, Standing Woman. Via wat ze de bassinpassage noemen, kom je in het laatste paviljoen. Om duidelijk te maken dat de route door de zalen eindigt, kom je via een hoek uit in de gedraaide zaal van de bibliotheek, die qua oriëntatie meer overeenkomt met villa. De bibliotheek geeft uitzicht op de Øresund. Er is samengewerkt met Deense ontwerpers voor de meubels waardoor alles een natuurlijk geheel vormt. Er is zo zorgvuldig gewerkt en gedetailleerd dat alles vanzelfsprekend lijkt; het is een Gesamtkunstwerk. Dit geldt voor zowel binnen het gebouw als de relatie met buiten. Baksteen voor baksteen is het uitgedacht, passend in het grid. Het hout is als materiaal gebruikt voor de constructie maar ook voor het plafond en de half transparante scheidingen bij ruimte overgangen. Het is bijzonder dat met deze zorgvuldigheid het toch lukte het gebouw in één jaar te bouwen. 

Louisiana plattegrond
Louisiana plattegrond

Het museum trok veel meer bezoekers dan verwacht en Knud Jensen wilde al snel uitbreiden. Hij stelde een organische groei voor met zalen die flexibeler in gebruik zouden zijn. Zijn ideaal van een vereniging van de kunsten was nog niet voltooid, hij streefde naar een volledige synthese van cultuur met het dagelijkse leven. Louisiana moest een cultureel kloppend hart zijn. Dat hield in: ruimte voor bijeenkomsten, muziek, kunst verkoop en een outlet voor kunst. Voor Knud Jensen stond dit idee niet haaks op de basis voor het ’58 gebouw’. Hij refereerde destijds aan het Stedelijke Museum van Amsterdam waar je op je gemak voelt, ongeacht of er weinig of veel mensen aanwezig zijn. Waar er variatie is in ruimten en activiteiten. Zolang elke toevoeging extra kwaliteiten toevoegt aan het bestaande is het goed. Landschapsarchitecte Agnete Petersen was naar Engeland geëmigreerd. De architecten stelden Ole Nørgaard (1925-1978) voor. Deze samenwerking leidde ertoe dat de eerste uitbreiding niet een gebouw was maar een beeldenpark aan de zuidzijde van het park. Ole Nørgaard ontwierp een drietal terrassen die langzaam de helling af liepen naar de Øresund. De terrassen waren ommuurd om verschillende beelden te kunnen tentoonstellen. Knud Jensen opende het beeldenpark met een tentoonstelling in de herfst van 1964 ‘Middelheim meets Louisiana’; hij had 50 beelden van dit museum in Antwerpen in bruikleen. Het ontwerp ging ervan uit dat de oude boomgaard intact kon blijven. Niet alleen boden de terrassen verschillende sferen voor de kunst, ze verrijkten ook de reis van het wijde gazon voor de villa naar de steile rand aan de zee door spannende overgangen van het ene terras naar de ander. 

Terwijl de landschapsarchitect met de ‘Sculpure Garden’ bezig was, gingen de architecten (in dit geval Wohlert) verder met het ontwerp van de uitbreiding van de zalen, het ‘66 gebouw’. De behoefte aan grotere zalen leverde een keerpunt op in de architectonische benadering. Er werd een lagere en een hogere zaal ontworpen naast de ‘Tree passage’, dicht bij de villa en de negenstammige beuk. De zalen werden gescheiden door grote schuifdeuren en boden op deze wijze de mogelijkheid grote bijeenkomsten te houden en kunst kon op een andere manier worden tentoongesteld. De lage zaal sloot in uiterlijk aan bij de bestaande gebouwen, de hoge zaal moest minder opvallen en is in zwart geschilderde verticale planken uitgevoerd. Voor de hoge zaal was ooit een opvallend dak met daklichten ontworpen; dit is niet gerealiseerd. De ongeduldige en volhardende Knud Jensen vroeg kort na oplevering van deze zalen aan de architecten om te werken aan de volgende uitbreiding, het ’71 gebouw’. Moderne kunst werd groter in schaal, denk aan de werken van Jackson Pollock, en dit vroeg om een andere aanpak. Hij had behoefte aan een besloten ruimte met daklicht. Deze uitbreiding maakte het mogelijk om hier tijdelijke tentoonstellingen te houden en de vaste collectie in de oude gebouwen te laten. Jørgen Bo ging door op het ontwerp van de lage en hoge zalen door deze te verlengen en te spelen met verschillende vloerniveaus (split level). Onder de hoge zaal werd een filmzaal in het landschap ingegraven. De stoelen, ontwerp van Børge Mogensen, konden eenvoudig worden verwijderd en gestapeld voor multifunctioneel gebruik. Daarnaast werd de ‘New Long Gallery’ ontworpen die ook gebruikt kon worden als verkeersruimte voor de filmzaal. 

Louisiana plattegrond
Louisiana plattegrond

De onrust bleef bij Knud Jensen. In zijn visie moest een museum de ideeën en de tijdsgeest reflecteren van de kunstenaars van die tijd. Dat betekende meer dan alleen hun werken kopen en tonen. In plaats van een tempel, wilde hij een forum, iets dat geschikt was voor meerdere soorten activiteiten. Zijn angst om achterhaald te zijn, achtervolgde hem voortdurend. De plek voor de ‘Great Hall’ was achter de tweede lantaarnzaal en naast de cafetaria. Wohlert en constructeur Jørgen Petersen ontwierpen het ’76 gebouw’. Wederom werd goed gebruik gemaakt van de natuurlijke hoogteverschillen en ontstond er ruimte voor een kleine theaterzaal met daarboven een grotere en hogere concertzaal. Voor de laatste waren de akoestische eisen van belang. Inspiratie voor onder andere het plafond werd opgedaan bij een concertzaal in Snape Maltings (UK) van Arup Associates. De meest opvallende keuze die de architect voor de concertzaal heeft gemaakt is de diagonale opstelling van de stoelen en de positionering van het podium in de hoek, zeer ongebruikelijk. Een van de wanden is van glas en geeft zicht op zee. Aan de andere wanden hangen twee kunstwerken van Alexander Calder, die onlosmakelijk met de ruimte verbonden lijken. Ter vervolmaking van het Gesamtkunstwerk werd voor deze ruimte de Lousiana stoel ontworpen door Poul Kjærholm, houten frames met houten gewoven zitting en leuning. De theaterzaal werd met goedkopere materialen afgewerkt, wat het informele karakter van deze ruimte benadrukte. Wat betreft de materialisatie sloot deze uitbreiding uitstekend aan bij de eerste gebouwen uit 1958.  

Ondertussen heeft Jensen de opdracht gegeven om twee permanente installaties in het park te realiseren: Calder Terrace voor de cafetaria en Moore Garden. Jensen dook in het werk van Calder en ontdekte nog niet uitgevoerde installaties. Zijn droom werd deze in Louisiana tentoon te stellen. Hij onderhandelde met Calder om de installaties in Denemarken te laten maken (scheelde ook in de kosten). Eind 1976 werden de installaties geplaatst. Calder signeerde de installatie met CA & KJ om plagend aan te geven dat Knud Jensen hier een grote rol had gehad. Moore Garden was uiteindelijk niet geslaagd. Jensen vond het niet goed om neer te kijken op de beelden van Moore en de plannen werden gewijzigd. 

Er volgde een periode van veel experimenten. Jensen bood kunstenaars en ontwerpers in 1977 de mogelijkheid om modellen te bouwen in de tuin behorend bij de expositie Alternative Architecture. Met Nørgaard werden – net voor zijn dood - de mogelijkheden onderzocht om het meer bij het museum te betrekken door er kabelbanen aan te leggen; dit heeft ook even gefunctioneerd. In 1978 startte Bo met het ontwerp van de volgende uitbreiding: de zuidvleugel langs de Gammel Strandvej. Het voornemen was geen enkel boom te kappen en ook de wortels van bestaande bomen niet in de weg te zitten; dat lukte niet helemaal mede doordat er meer parkeren moest worden ingepast om de omwonenden tevreden te stellen. De zuidvleugel werd verbonden met de villa door een museumwinkel en een park passage. Vervolgens ontwierp Bo een schema van L-vormige zalen die via een diagonaal met elkaar werden verbonden. Om het natuurlijke verloop van het terrein te volgen, ligt de laatste zaal veel lager. Deze ruimte werd een grotere rechthoekige zaal, de ‘low gallery’. Die biedt toegang tot twee kleinere ruimten: de leeszaal en de panoramaruimte. In de panoramaruimte staat een van mijn favoriete kunstwerken in dit museum. Een springplank die zowel binnen als buiten staat met zicht op de Øresund. Het geeft je de illusie van vrijheid. De nieuwbouw sloot qua materialen en uiterlijk naadloos aan bij de oudere gebouwen. De zuidvleugel kwam in 1982 gereed.  

Louisiana plattegrond
Louisiana plattegrond

Vanaf 1983 was het duidelijk dat er geen ruimte meer was voor uitbreiding van het museum. Als er moest worden uitgebreid dat moest dat ondergronds of passend in de natuurlijke helling. Knud Jensen werkte met kunstenaars om het park nog beter te benutten. Zo liet hij Serra een voorstel maken voor een kunstwerk passend in het landschap waar bezoekers doorheen konden wandelen. Er waren plannen om de oost- en de zuidvleugel ondergronds met elkaar te verbinden; die zijn niet gerealiseerd. Door Wohlert’s bezorgdheid voor kunstmoeheid bij de bezoekers, transformeerde hij de eerste zaal van de zuidvleugel in een ‘conservatory’, een plek waar mensen konden zitten en rustig om zich heen konden kijken. Een hele geslaagde verandering. Eind 80’er jaren lukte het Jensen om een grote hal onder het Calder terras te realiseren, volledig ondergronds. Er werd een wintertuin gemaakt bij de oude vleugel, naast de bassinpassage. Die sloot mooi aan bij een lager terras. Met een trappartij werd dit terras verbonden met het Calder terras; het biedt op een mooie dag zitplaats voor mensen. 

Er is altijd een ‘Childrens House’ in het Louisiana geweest. Maar nu kwamen hele schoolklassen tegelijk naar het museum en de bestaande ruimte in de villa voldeed niet meer. Wohlert kreeg opdracht om dit een nieuwe plek te geven. Het kwam terecht bij het ’58 gebouw’. Via een trap naar beneden kom je in een nieuwe ruimte terecht die is ingebouwd in de heuvel aan het meer. Het is geen traditionele museumruimte, maar een ruimte die kinderen tot creativiteit stimuleert, uitnodigt om te worden ontdekt. 

In 1991 legde Knud Jensen zijn taak als directeur van Louisiana neer om zich op de bouwkundige projecten te kunnen richten. Het was van belang een betere museumwinkel te realiseren omdat dat voor inkomsten zorgt. Wohlert’s zoon Claus en compagnon Torben Schmidt breidden de ruimte achter de villa uit en ontwierpen een grote uitbreiding op en lager niveau. De verbouwing was op tijd klaar voor het 40-jarig bestaan van Louisiana in 1998. Jensen had nog altijd een droom, een centrum voor architectuur en design: ‘Louisiana aan het strand.’ Hij vroeg Jørn Utzon als architect, die op dat moment 80 jaar oud was. De architect die hij als eerste had gevraagd Louisiana te ontwerpen. Jørn Utzon accepteerde de opdracht en pakte het op met zijn zoon Kim. Het ontwerp was controversieel en er was veel weerstand door de verwachte drukte aan het strand. De architecten trokken zich terug in 1999 en Jensen ging verder met Claus Wohlert. Hij was vastberaden om dit plan te realiseren, maar het stuitte op te veel verzet. In december 2000, een paar dagen na zijn 84e verjaardag overleed Jensen. Hij liet een spraakmakend museum van 12.600 m2 achter, gelegen in een prachtig beeldenpark. Hij heeft 42 jaar gewerkt aan het verwezenlijken van zijn droom om kunst een reflectie te laten zijn van wat menselijk en onzichtbaar is in het leven van alledag. 

Het is een heel verhaal geworden en dan hebben we nog geen aandacht aan tuin of kunst kunnen schenken. Louisiana trekt grote aantallen bezoekers. Eigenlijk te veel om echt van deze plek, de architectuur en de kust te kunnen genieten. Zeker in de zomer. Een plekje op het terras zoeken, nam tijdens ons laatste beozoek de vorm van een jachtpartij aan en we besloten terug te gaan naar Rungstedlund. De tuinen en het café zijn zonder museumbezoek ook toegankelijk en het was een oase. We bestelden een fles witte wijn in een koeler en een bord vol met heerlijkheden en hebben tot sluitingstijd in de tuin gezeten. Met het glas in de hand wandelde je even in de tuin, mijmerde je op de brug, liep je naar de voorzijde om over de Øresund uit te kijken of keek je naar de vlinders en de vogels. Karen Blixen heeft hier haar laatste rustplaats gevonden. Knud Jensen ligt begraven op de begraafplaats achter het museum op een deel van het terrein van Louisiana dat hij aan de kerk had geschonken in 1955. De ultieme uitingen van ‘genius loci’.

2023

Deel dit artikel