Modern middeleeuws leven
Zuidwest Frankrijk

Modern middeleeuws leven


Bijna dertig jaar geleden gingen we met onze goede vriend en bouwhistoricus Jan van der Hoeve in Frankrijk op zoek naar de bastiden. We waren op het pad van deze steden gekomen door een publicatie van Robbert Jongepier: ‘Bastiden van Gascogne, ofwel: middeleeuwse newtowns gebouwd tussen ca. 1250-1350 in zuidwest Frankrijk’. Deze publicatie heeft hij in kleine oplagen in eigen beheer uitgegeven in 1977 met een herdruk in 1982. Alle tekeningen in de publicatie zijn met de hand gemaakt. Tijdens onze speurtocht ontdekten we meer informatie, een serie boekjes: ‘Bastides du sud-ouest, van Société Académique d’Architecture’, uitgeven tussen 1991 en 1997. De bastiden bleken niet alleen in het hertogdom Gascogne te liggen, maar ook in de oude graafschappen Toulouse, Périgord en Auvergne. Het gebied laat zich grofweg inkaderen door de rechthoek met Bordeaux in de noordwesthoek en Carcassonne in de zuidoosthoek. De bastiden kregen ons zo te pakken dat we medio 2000 teruggingen om er nog meer te ontdekken. En na 25 jaar leek het ons goed om onze herinneringen eens op te frissen.

Wat bastiden zo bijzonder maakt, is dat het gestichte stadjes zijn uit de middeleeuwen. Geen plaatsen die langzaam groeiden maar veelal geplande stichtingen op een kruispunt van wegen, aan een rivier of op een bergrug. Het woord ‘bastide’ voor deze newtowns komt uit Gascogne.Naar schatting zijn er 320 van dergelijke stadjes gesticht, door de Franse of Engelse koningen samen met landeigenaren. De systematische stichting van deze steden startte in de 13e eeuw. Graaf Raymond VII van Toulouse heeft koning Lodewijk de Heilige (1226-1270) moeten verzekeren dat hij 30 versterkte steden zou ontmantelen en slechts steden zonder verdedigingswerken zou stichten. In overeenkomsten valt te achterhalen dat zijn schoonzoon, Alphonse van Poitiers, ongeveer 35 steden heeft gesticht. Onder Engelse heerschappij onder Henrik II is er al vanaf 1154 een reeks steden gesticht. Ten oosten en zuiden van Bordeaux, langs de Dordogne en Garonne werden tussen 1263 en 1297 meer dan 70 bastiden gesticht. Onder de Franse koningen Filips de Stoute (1270-1285) en Filips de Schone (1285-1314) zijn 40 bastiden gesticht. De bastiden werden meestal gesticht zonder de toekomstige bewoners. Men markeerde de stichting met een houten paal of iets dergelijks en ronselaars gingen rond om nieuwe bewoners te vinden.

Kaart bastiden
Kaart bastiden

Jongepier geeft aan dat de bastiden de tijd markeren van de veranderende politieke en rivaliserende macht van de landheren en koningen naar het toenemende belang van handel en industrie en de groei van de bourgeoisie. De functies van de bastiden waren kolonisatiekernen in dunbevolkte streken en steunpunten in betwiste regionen. Vanuit de bastiden werd het land gecultiveerd, wegen aangelegd om het territorium te ontsluiten. De bewoners - Jongepier noemt ze kolonisten - waren ‘vrije’ mensen, dus geen horigen of lijfeigenen. Zo kregen zij het recht markt te houden en ontvingen zij stukken land en bouwmateriaal om er hun huizen te bouwen. Dan wel met een plicht dat binnen enige tijd te realiseren. Het was niet moeilijk mensen te lokken met een grotere persoonlijke vrijheid, de onschendbaarheid van de woning en geen willekeurige belasting van de landheer. Ze stelden zelf het bestuur aan van hun stad. Dat was een grote verandering van de tot dan toe gebruikelijke erfelijke opvolging van leden van een stadsbestuur. Men hield vrije verkiezingen en stelde de raad samen van 3 à 8 consuls die niet van adel mochten zijn. Aan het hoofd van de raad stond een door de koning aangestelde bayle die tevens opperrechter was.

De bastiden hebben onze interesse vanuit een stedenbouwkundige perspectief. Het merendeel van alle bastiden zijn aangelegd in een kenmerkend dambordpatroon. Raadselachtig is hoe een dergelijk stadsplan tot stand kwam. Ook Jongepier geeft hier geen antwoord op. Is dit een start van planmatige stedenbouw na de Romeinen? Historische documenten geven wel een beeld van allerhande partijen die een rol hadden zoals baljuws, notarissen, rechters, burgemeesters en gouverneurs. Dit zijn notabelen die werden gekozen om de terreinen in te delen en de prijzen te bepalen. Het is ook niet zo dat er echt sprake is van één stedenbouwkundig model, alleen het regelmatige patroon - de dambordenstructuur - is kenmerkend. Het model werd aangepast aan de geografische situatie, bijvoorbeeld aan hoogteverschillen. Die uniformiteit heeft wel een reden. Het waren allemaal nieuwe stichtingen in een leeg gebied, vaak meerdere stichtingen in opdracht van één koning of landheer. Men zocht houvast voor de openbare gebouwen, de kerk, het stadhuis en het marktplein. Een regelmatige en geometrische vorm maakte de verdeling van het terrein in gelijke percelen een stuk eenvoudiger. Op die manier gaf men uitdrukking aan de sociale gelijkheid van de inwoners. Omwallingen, verdedigingswerken en torens kwamen veelal later tot stand, als daar aanleiding voor was. De bastiden zijn de getuigen van de modernisering in de middeleeuwen.

Jongepier heeft een uitgebreide studie gemaakt van de typologie van de bastiden. Hij maakt daarbij onderscheid naar de ligging, de buitenomtrek, het dambordpatroon en de positie van de kerk. Andere kenmerken van een bastide zijn de arcaden aan het centrale plein. De arcade is een doorlopende ruimte onder de gebouwen aan de zijde van het plein. De arcaden van bastiden zijn diep, soms wel 6-8m. Ze boden beschutting tegen het weer (zon en regen) en boden ruimte aan handel en ontmoeting. Je hebt niet de neiging het plein op te lopen maar volgt de natuurlijk lijn onder de arcaden. Er is voldoende ruimte voor de horeca om in een arcade terras te houden. De arcaden zijn gevormd door ronde of gotische poorten in steen of rechte houten constructies. Het centrale plein wordt altijd ontsloten via de hoofdstructuur in het dambordpatroon. Bijzonder is dat de straat dan direct op de arcade uitkomt; dus straat gaat over in overdekte ruimte. Wij willen jullie meenemen naar een vijftal van deze bastiden die ons zijn opgevallen, of ons op de een of andere manier hebben geraakt.

Cordes
Cordes

Misschien niet de meest herkenbare maar wel de meest toeristische van de bastiden: Cordes-sur-Ciel in de buurt van Albi. Zoals de naam het zegt (Cordes in de hemel) is Cordes een stad boven op een behoorlijk steile heuvel. Het dambordpatroon is door de heuvel, die hier ‘puech’ wordt genoemd minder herkenbaar. De stad is gesticht in 1222 door koning Raymond VII. Tot 1229 was er een dubbele omwalling om de stad. Door de groei van het aantal inwoners werd ook op de flanken van de heuvel gebouwd en kwam er een derde en later vierde omwalling. Vanaf de 19e en 20e eeuw werd ook aan de voet van de heuvel gebouwd. Daar op de Place de la Bouteillerie kun je nu met een treintje naar boven en stop je bij la Porte des Omeaux.

Vanaf deze poort kun je kiezen tussen twee parallelle straten, de Rue Saint Michel die je naar de gelijknamige kerk brengt en de Grand Rue Haute waar een groot aantal indrukwekkende gotische huizen aan is gelegen. De kerk was helaas gesloten toen wij er waren. De gotische huizen zijn nagenoeg gelijktijdig gebouwd rond 1270. De panden zijn drie en soms vier verdiepingen hoog met kenmerkend gevormde gotische ramen. De gevels zijn voorzien van versieringen, vaak in de vormen van dieren en verklaart de namen van de panden zoals Grand Veneur (grote jager), Grand Falconnier (grote valkenier). De toeristeninformatie zit op de begane grond van een van de gotische huizen. Via de entree en een tussenruimte kom je uit op de binnenplaats; daar zie je de balustrades van de bovenverdiepingen.

Straat in Cordes met zicht op kerk
Straat in Cordes met zicht op kerk

Beide straten komen uit op een plein met een grote markthal uit de veertiende eeuw. Door het gebrek aan versieringen zou je denken dat deze jonger is. Vierentwintig hoge achthoekige kolommen dragen een hoog dak. Onder het dak staat een kruis en een put. Via beide hoofdstraten kom je bij een tweede plein: Place de la Bride. Je staat nu op 290 meter hoogte en hebt een mooi uitzicht op de omgeving. De Grand Rue Haute brengt je al dalend bij de Porte du Vainqueur en de Tour de Barbacassse uit de 13 eeuw. Vanaf Grand Rue Bas gaat de weg steil naar beneden. Je komt nog langs de kapel Chapelle de Saint Crucifix uit de 16e-17e eeuw en bij de Porte de l’Horloge uit de 14e en 16e eeuw.

Parallel aan deze hoofdstructuur liggen de smalle achterstraten en loop je een stuk lager op de heuvel. De Rue Obscure – what is in a name? – is zelfs voor een deel niet meer toegankelijk maar via Rue de Mitons kun je deze route vervolgen en kom je bij de poort uit. Zo krijg je een compleet beeld van de stad: de panden van de notabelen en de woningen voor de andere inwoners van de stad.

Het grootste kenmerk van een bastide die je in Cordes-sur-Ciel terugvindt is de parallelle structuur van straten die een plein omsluiten. Een markthal op het plein tref je vaker aan bij bastiden en is een uiting van het belang van de handel voor deze steden. De dambordstructuur is vanwege de ligging op de heuvel minder uitgewerkt. Verder zijn alle gebouwen van hetzelfde steen gemaakt wat de stad een uniforme indruk geeft, al zijn de panden onderling wel verschillend.

Villeréal
Villeréal

Villeréal ligt aan de rivier de Dropt in Lot-et-Garonne. Het is een grote bastide die nooit helemaal is volgebouwd. In 1265 werd door Alphonse de Poitiers het contract getekend met Gaston de Gontaud en het klooster van Aurillac om een stad te stichten in het bos van Montlabour. De stad lag precies op de scheidslijn tussen de gebieden onder Franse en Engelse heerschappij.

Het stadsplan heeft een geometrische opzet met twee hoofdassen in noord-zuidelijke richting en twee assen in oost-westelijke richting. Op de snijpunten van deze assen ligt het centrale marktplein. De vorm van plattegrond is aan de westzijde bijna een halve cirkel en aan de oostzijde ruitvormig. De randen van de stad zijn ontstaan door de aftakkingen van de rivier. Getuige de positionering van de kerk, niet passend in het geometrisch patroon, is de stad gebouwd op een locatie waar al werd gewoond. Er is een plein voor de kerk maar het voelt eerder als een soort restruimte.

De kerk Notre-Dame is heel anders dan de kerken in de omgeving. Deze is ontworpen in de zuidelijke gotische stijl en had vanaf de bouw een dubbelfunctie: godshuis en toevluchtsoord bij vijandelijkheden. Dit laatste verklaart ook waarom het is gebouwd als een soort mini-fort. Het gebouw was omgeven door water en alleen bereikbaar via een valbrug. Twee vierkante torens flankeren de ingang en zijn door middel van een brug met elkaar verbonden. De linker toren heeft een wenteltrap met schietgaten, de rechter toren bevatte ooit boven een gevangenisruimte. In 1794 werd het bijbehorende fort afgebroken. In 1881 werd de kerk grondig gerestaureerd: er werden nieuwe gewelven en een tribune aangebracht en het interieur werd aangepast. Je kunt vanaf de markt de hoge torens van de kerk zien.

Arcaden en markthal in Villeréal
Arcaden en markthal in Villeréal

Op het centrale plein zijn niet alle gebouwen van arcaden voorzien. Aan de zuid- en westzijde van het plein zijn er geen arcaden meer nadat een klooster was gesloopt om ruimte te maken voor het stadhuis. Aan de andere wanden tref je ronde boden in steen en arcaden die deels op zware stenen kolommen en deels op houten kolommen rusten. Boven de arcaden zijn een aantal vakwerkhuizen zichtbaar.

Het meest opvallende op het plein is de houten markthal, la Halle. De hal heeft een vierkante plattegrond. De eerste hal werd gebouwd rond 1305. Begin 16e eeuw is de hal herbouwd met hergebruik van materialen uit de 14e en 15e eeuw. Het is een eikenhouten vakwerkconstructie in de vorm van een piramide zonder top. Op de hal is een zaal gebouwd, maison de jurade. Dit was de vergaderplaats voor de lokale magistraten. Er heeft ooit nog een torentje op het dak gestaan. In de markthal tref je de trap aan die je naar dit lokaal brengt. De markthal wordt nog altijd gebruikt voor de traditionele markt op zaterdagochtend en voor andere activiteiten in de stad.

Monpazier
Monpazier

Monpazier is wat je misschien wel de ideaal bastide zou kunnen noemen. Het heeft alle kenmerken van een bastide: een orthogonale structuur, een rechthoekige plattegrond, enorme regelmaat in het stratenpatroon, een nagenoeg centraal gelegen plein met een kleine markthal erop en nog drie van de zes stadspoorten.

Het is een bastide die is gesticht door de Engelse koning Edward in samenwerking met landeigenaar de baron van Biron. De bastide dankt zijn vorm aan de grenzen van zijn eigendom. Het is 53 ha groot. De Engelse koning wilde de stad stichten ter verdediging van de noordelijk grens van zijn territorium in Guyenne, de plateaus tussen de rivieren Dropt en Dordogne. In het archief van de Périgord is een brief over de stichting van de stad terug te vinden. Die luidt als volgt: ”His most serene Prince Edward King of England … wished to have a city builit in the region of the Périgord … and in the year 1284, on the 7th of January toward this end the Lord and Baron de Broin, bowing toe the will and desire of the English Majesty, granted the site fort he building of a city, and it was named Monpazier.” (Zijne Doorluchtige Hoogheid, prins Edward, koning van Engeland, … wenste een stad te laten bouwen in de streek van de Périgord … en in het jaar 1284, op 7 januari, werd hiertoe door de heer en baron de Broin, gehoor gevend aan de wil en wens van de Engelse majesteit, de plaats afgestaan voor de bouw van een stad, en deze kreeg de naam Monpazier). In een contract werden de rechtsbevoegdheid van de stad, het recht te mogen bakken en slachten, de markt, de grondbelastingen en de tuinen gelijkelijk verdeeld. De burgers moesten de eed van trouw afleggen tegenover de koning en de baron, die ieder het recht hadden een baljuw te benoemen. De privileges van de inwoners werden in een handvest vastgelegd en later in octrooibrieven. Bijvoorbeeld: een vrijstelling van de betaling van zekere belastingen, het recht hun ‘have en goed’ te verkopen als zij dat willen, hun kinderen uit te huwelijken of ze naar kloosters te sturen. Zij konden niet worden gevangengezet behalve in het geval van moord. Er mochten drie jaarmarkten en een wekelijkse markt worden gehouden. Natuurlijk waren er allerlei gelden die aan de koning moesten worden afgedragen.

Straten in bastiden
Straten in bastiden

In de nagenoeg perfecte dambordstructuur van Monpazier is de hiërarchie van de straten heel herkenbaar. De hoofdstraten (carreteras) zijn tussen de 7,5 en 8m breed. Drie straten lopen van noord naar zuid en twee van oost naar west. Deze straten omsluiten zowel het marktplein als de kerk. De dwarsstraten buiten het centrum zijn smaller, ongeveer 6m breed. De achterstegen (carreyous) zijn ongeveer 2m breed. Tussen de panden zelf zie je vaak een ruimte van ongeveer 25cm (andrones) die diende als regengoot en waarin ook toiletten werden gesitueerd. Hoewel dat misschien een te groot woord is voor een plank met een gat erin (dat tot 1834 werd toegestaan). De percelen zijn door deze structuur van straten nagenoeg allemaal even groot: 7,5 bij 23 m. In alle eerlijkheid zijn alle straten in Monpazier de moeite waard om doorheen te lopen. Doordat de stad hoger ligt dan de omgeving, kijk je door de poorten direct uit op de groene omgeving.

Place de Cornières Monpazier
Place de Cornières Monpazier

Op het marktplein staat een middeleeuwse open markthal voor het wegen en tijdelijk opslaan van goederen. Het is een houten constructie met een stenen toog eronder. Verder tref je op het plein een groot kruis en een waterput aan. De arcaden hebben verschillende vormen: ronde bogen, gotische vormen en rechte openingen waar de houten balken nog zichtbaar zijn. Hier ontmoeten de gebouwen elkaar op de verdieping in de hoek, de cornière, waardoor het hele plein omsloten lijkt. Niet voor niets heet het plein Place de Cornières. De hoofdstraten komen dan ook op een arcade uit. Door een van de cornières krijg je een blik op een zijdeur van de kerk. Eén pand valt in het bijzonder op Grange aux Dimes ongeveer tegenover de kerk. Met drie volle verdiepingen is het pand hoger dan de meeste panden in de stad. Het is een opslaggebouw waar ook de belastingen werden berekend op alle goederen.

Villefranche-de-Rouergue
Villefranche-de-Rouergue

De bastide Villefranche-de-Rouergue werd in 1252 gesticht om de nabijgelegen bourg te ontlasten om ruimte te geven aan nieuwe bewoners. Een mooie plek waar de rivieren Averyon en de Alzou en de oude handelswegen elkaar kruisen en waar vroeger het dorp La Peyrade lag. Men koos voor de stichting een plek aan de andere oever van de Aveyron, op een flauwe helling die minder gevoelig was voor overstromingen. De grond was in eigendom van Alphonse de Poitiers, broer van Lodewijk de Heilige. Bij de opzet van deze bastide is er duidelijk verschil tussen het centrum onderverdeeld in even grote blokken en de ruimte daaromheen (de ‘bari’) voor de tuinen en de wijngaarden. Het gebied buiten de 14e-eeuwse muren was bestemd voor landbouw. Nog altijd kun je de dunbebouwde delen van de stad binnen de ruitvorm herkennen.

Eigenlijk is Villefranche-de-Rouergue niet echt een bastide zoals de andere stichtingen. Het bestuur van de stad werd gevormd door notabelen en de mensen waren minder vrij om zich hier te vestigen. De elite bepaalde wie de ‘bourg’ zou verlaten, het was als het ware een feodale en economische kolonisatie. De stad werd onderverdeeld in vier gaches of wijken, die elk door een consul werden bestuurd. De consuls stonden onder koninklijke controle maar hadden ruime bevoegdheden op fiscaal en organisatorisch gebied. De kolonisten hadden minder vrijheden en niet de plicht om snel te bouwen. Dit had als gevolg dat de bouw maar langzaam op gang kwam direct na de stichting. Alleen de huizen van de rijken waren vóór 1258 gebouwd. Maar de welvaart nam al snel toe en leidde tot een dicht bebouwde stad.

Het stratenpatroon bestaat uit vijf hoofdstraten van oost naar west, twee hoofdstraten van noord naar zuid en talrijke smalle zijstraten, waardoor en smalle en diepe percelen ontstaan. Het marktplein en de kerk zijn in het noordelijk deel van de stad gelegen en niet in het centrum zoals bij andere bastiden. Het plein is een mooi voorbeeld van wat vele bastiden kenmerkt: alle wanden aan het plein zijn voorzien van arcaden, de pleinwand vormt een doorlopend geheel met een aantal cornières genoemd. De panden zijn drie bouwlagen hoog met hoge daken, passend bij de stedelijkheid van deze plaats. De echte bijzonderheid van Villefranche-de-Rouergue is dat de kerk Collégiale Notre-Dame aan het marktplein ligt en dat de toren op het plein en de arcaden staat. Sterker nog: de arcade gaat onder de kerk door! De intentie was de kathedraal van Rodez te overvleugelen, maar de toren bleef door geldgebrek steken op 58 meter, terwijl de toren van de kathedraal 87 meter hoog was. Door de positionering van de kerk, is de markthal later - in de 19e eeuw - aan de rand van de stad gebouwd, achter de kerk.

Sauveterre-de-Rouergue
Sauveterre-de-Rouergue

De kleinste bastide die wij hebben bezocht, wel eentje die ons echt raakte, is Sauveterre-de-Rouergue. Het meet maar 150 bij 200m. Guillaume de Vienne et de Mâcon stichtte in opdracht van Filips de Stoute deze bastide in 1281. De reden voor deze stichting is weer een andere: om mensen te beschermen tegen struikroverbendes.

Er zijn vier hoofdstraten die het stadje verdeelt in 8 bouwkavels en een relatief groot marktplein van 50 bij 60m. De bouwkavels zijn op hun beurt weer onderverdeeld door straatjes, elk bouwblok op een andere wijze. Soms lopen de smalle straten door het hele bouwblok, maar soms eindigen ze in een impasse. Je kunt hier heerlijk dwalen zonder te verdwalen omdat de hoofdstructuur zo helder is. In de geschiedenis lees je dat er ooit ruim 1500 mensen hebben gewoond en dat er allerlei functies binnen de muren waren zoals een school en een ziekenhuis. Je kunt je er nauwelijks een voorstelling van maken

Wat deze bastide zo bijzonder maakt, is dat je ook bij zo’n kleine bastide de fortificatie nog zo kunt ervaren. Er zijn nog grote delen van de muren aanwezig met een groene omwalling daaromheen en nog een deel van de gracht. Aan de zuidzijde zijn nog twee van de vier poorten bewaard gebleven: Porte Saint-Christophe en Porte Sant-Vital. Deze poorten komen uit op de twee hoofdstraten aan die hier maar net 4m breed zijn. In de zuidoosthoek van de stad tref je in het groen nog een toren aan: Tour de a Mérette. Met het wegvallen van de defensieve functie zijn in de loop van de tijd deuren en ramen gemaakt in de gevels aan de zuidzijde van de bastide, direct in het groen.

Straat in Sauveterre-de-Rouergue
Straat in Sauveterre-de-Rouergue

Het plein, met de toepasselijke naam Place des Arcades, is zodanig ingericht dat er geen auto’s meer kunnen staan. Hierdoor krijg je goed zicht op de panden aan het plein, allemaal met ronde arcadebogen en twee volledige verdiepingen daarboven. Naast de arcade vinden we nog een trap aan die naar een kelder gaat onder de arcade. Die diende als opslagruimte. Op de begane grond werd gekookt of had men een winkel, op de verdiepingen werd gewoond en op de zolders werd graan opgeslagen. Op het plein een kruisbeeld en een waterput. Via het plein en een straat aan de oostzijde kom je bij de entree van de kerk. Die staat – met begraafplaats, nu rozentuin - op de rand van het stadje. De kerk is uit 1313 volgens een gevelsteen boven de voordeur. De kerk is recent gerestaureerd, vooral de houten koorbanken (15e eeuw) en preekstoel (19e eeuw) vallen op.

Ten zuiden van de bastide kun je nog een séchoir à chàtaignes aantreffen. Men noemt dit ook wel een secador: een drooghuis voor kastanjes. In de omgeving waren er veel bossen met kastanjebomen. Tot het begin van de 20e eeuw waren deze van belang voor de plattelandsbevolking. Kastanjes waren een welkome aanvulling bij slechte oogsten en werden gebruikt voor het maken van brood en pap. Op de begane grond werd een vlamloos vuur aangestoken dat drie tot zes weken werd onderhouden. De kastanjes werden op de opengewerkte vloer daarboven gelegd. Het is de eerste keer dat we een dergelijk gebouwtje aantreffen.

Ons overvalt het gevoel dat wij vaker hebben bij series: het smaakt altijd naar meer. Elke bastide die nieuw voor je is, voelt door zijn kenmerken altijd een beetje bekend. Daardoor ga je juist op zoek naar wat deze bastide nu anders maakt en waarom dat het geval is. Als er echt 320 bastiden zijn, dan zijn er vast nog veel interessante bastiden bij die het bezoeken waard zijn.

2025

Deel dit artikel