Veenhuizen blijft boeien
Veenhuizen

Veenhuizen blijft boeien


‘Veenhuizen boeit’. Een van de beste payoffs die ooit voor stad of dorp zijn bedacht. Want Veenhuizen huisvestte in het verleden wat je nu ‘outcast’ zou noemen en later en ook nog gevangenen. Veenhuizen is een van de zeven Koloniën van Weldadigheid en is op 26 juli 2021 op de  Unesco Wereld Erfgoedlijst geplaatst naast twee andere koloniën in Nederland, Frederiksoord en Wilhelminaoord, en de Wortel-kolonie in Vlaanderen. We zijn blij dat we niet in de selectiecommissie hebben gezeten, want dan hadden we moeten verklaren waarom de koloniën Willemsoord, Ommeschans in Nederland en Merksplas in België buiten de boot moesten vallen. Want we hebben ze allemaal bezocht. Aan andere kant is het ook mooi dat een viertal koloniën wel op de lijst is gekomen, want dat vergroot de aandacht voor deze bijzondere plekken en hun verhaal. Wel hebben we met ongeloof gelezen dat men voornemens is in de gemeente Westerveld en Weststellingwerf, waarin Veenhuizen ligt, gasboorlocaties te plaatsen. De eerste onderzoeken wijzen uit dat de Unesco Werelderfgoedstatus hiermee direct in het geding is, nog los van de aantasting van het cultureel erfgoed – lees ook landschap – en beschermde dieren- en plantensoorten. Laten we hopen dat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat naar het groter belang weet te kijken!

Er is iets dat ons mateloos fascineert bij deze koloniën. Ideële stichtingen van twee eeuwen terug om de wereld te verbeteren, die uiteindelijk mislukken, waar je nog altijd kunt lopen door wat zij hebben achtergelaten. Wij zijn nu gewend om snel een oordeel te vellen als iets mislukt, veel te snel als je het ons vraagt. Wat kunnen we ervan leren? En wat ons daarnaast enorm boeit, is hoe maak je het onderdeel van de huidige tijd met respect voor verleden en voor heden? 

Er is veel over Veenhuizen geschreven. Het boek ‘Pauperparadijs’ van Suzanne Jansen (2016) bracht voor het eerst het verhaal voor een groot publiek naar buiten en werd gevolgd door vele theatervoorstellingen. De Koloniën van Weldadigheid bracht zelf een boek uit over ‘Een uitzonderlijk experiment’ en het gevangenismuseum (dat hierin is gevestigd) heeft een architectuurwandeling uitgegeven met de titel ‘Van gevel naar gevel’. Recent is het jubileumboek uitgegeven over 200 jaar Koloniën van Weldadigheid. Het bewijs dat de geschiedenis van Veenhuizen niet eenvoudig te vatten is, wordt bevestigd door het meest recente boek dat in 2023 is uitgekomen: Het handboek voor onderhoud Kleur Veenhuizen van Els Bet en Heide Hinterthür. Door middel van uitgebreid onderzoek in nationale en internationale archieven en door ter plekke verflagen te verwijderen, werd de basis voor dit boek gelegd. Daarbij heeft men zich niet beperkt tot de gebouwen, ook de aanleg van het landschap werd bestudeerd. Het resulteert in een inspiratiedocument in vier onderdelen: landschap, bouwdoos van de bebouwing, ontwikkeling van de kleurenwaaier en de modeltypes. Alle woonadressen in Veenhuizen (173) kregen een persoonlijke uitnodiging voor de presentatie van het boek. 

En nog is het lastig om ter plekke de historie te ontwarren omdat het zoveel lagen kent. Wij hopen hier met ons compacte verhaal en vooral ook de kaarten van Jan een kleine bijdrage aan te leveren. Eerst door de kort de geschiedenis weer te geven en vervolgens met een wandeling van het Eerste naar het Vierde Gesticht. Je kunt overnachten en eten in het hotel Bitter en Zoet, waardoor je voldoende tijd krijgt om deze kolonie van Weldadigheid te verkennen en het ook van binnen te beleven. Wij hebben zowel in de oude apotheek geslapen als in ‘Vertrouw op God’. Dat laatste was een ziekenzaal was en geen godhuis en met alle oude foto’s die daar hangen, krijg je een inkijk in de roerige geschiedenis van Veenhuizen. Je kunt wandelen door het nabijgelegen natuurgebied Fochteloërveen, waardoor je een beetje beeld krijgt van hoe het landschap hier was ten tijde van de oprichting van de kolonie. Het geeft je ook het gevoel van ver weg te zijn van de rest van de wereld, zelfs vandaag nog. Wij zijn ontelbare keren in Veenhuizen geweest en we gaan er nog vaker komen: het verveelt nooit.

Historie
Om de ontwikkeling van de koloniën te begrijpen, is het goed een beeld te hebben van de situatie in ons land begin 19e eeuw. Na het verlies van Napoleon in Waterloo ontstaat in 1815 het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden met de nieuwe koning Willem I aan het hoofd. Het land stond er sociaal en economisch slecht voor, vooral in de steden. Door Napoleon had ons land in de voorgaande jaren de oude bevoorrechte positie in de wereldhandel verloren. De Verenigde Oost-Indische Compagnie, die de edelen zoveel welvaart had gebracht ten koste van anderen, was in 1798 ontbonden. Zelfs in het zuiden van het koninkrijk (nu België) waar de eerste stappen in de industriële revolutie werden gezet, was de situatie niet veel beter. Er was een hoge werkeloosheid, een derde van de bevolking was afhankelijk van publieke steun. De grote groep armen in de steden werd naast een economische last ook als een sociale en politieke bedreiging ervaren. 

In januari 1818 ontvangt koning Willem I een verzoekschrift van een Maatschappij van Weldadigheid van Johannes van den Bosch namens zijn medestanders uit de burgerlijke elite om aan de talrijke klassen van de behoeftige ingezetenen arbeid te verschaffen. In het definitieve programma van de Maatschappij stond het volgende vermeld: ‘het ontginnen en vruchtbaar maken van nog ongecultiveerde gronden in ons vaderland, en daarop bij wijze van colonisatie over te brengen zoodanige armen die voor deze arbeid geschikt geoordeeld worden’. Een nieuw verdienmodel werd door deze maatschappij gevonden door drie vraagstukken te combineren: het armoedevraagstuk, landbouwontginning en onbebouwde gronden. De maatschappij laat het oog vallen op onontgonnen heide- en veengronden in het noordelijk deel van het koninkrijk. In artikel 8 van het reglement is het als volgt geformuleerd:

Het doel der Maatschappij is hoofdzakelijk om den toestand der armen en lagere volksklassen te verbeteren door aan die mensen arbeid, onderhoud en onderwijs te verschaffen en hen uit dien toestand van verbastering op te beuren en tot een hoogere beschaving, verlichting en werkdadigheid op te leiden.’

Wat leuk is om te weten, is dat de Maatschappij van Weldadigheid - dat altijd nog bestaat - een crowdfunding avant la lettre was. Iedere Nederlander kon lid worden als hij/zij een bedrag betaalde. Er werden grote wervingscampagnes opgezet. Dat leverde 21.000 leden op die een contributie betaalden van 72.000 gulden (nu ongeveer een half miljoen euro). Het was ook een vroege vorm van een publiek-private samenwerking. Naast inkomsten door bijdragen van het Rijk en van het koningshuis en rente op het stichtingskapitaal, waren er schenkingen, legaten en de opbrengst van de eigen producten van de koloniën. De maatschappij was nationaal georganiseerd maar had lokale afdelingen. De laatsten zorgden voor het kiezen en sturen van kolonisten, het werven van leden en het innen van de bijdragen. Voordien lag de zorg voor de armen bij de lokale kerkelijke en burgerlijke armbesturen, maar die instellingen groeiden al jaren uit hun jas. 

Wie was de man die het idee onder de aandacht van de koning bracht, Johannes graaf van den Bosch? Geboren in Herwijnen in 1774, ging hij in 1797 als jonge luitenant naar Java en maakt daar al snel carrière. Als plantage-eigenaar werkt hij acht jaar aan drainage en landontginning in de omgeving van Batavia (nu Djakarta). In 1811 komt hij terug naar Europa waar hij korte tijd krijgsgevangene is in Engeland. Twee jaar later is hij weer werkzaam voor het Nederlandse leger. Met zijn ervaring in de overzeese koloniën was hij geschikt om als directeur van de Maatschappij van Weldadigheid uitvoering te geven aan het plan dat de bevriende elite had opgesteld. Zij waren erbij gebaat als ‘het gespuis’ uit de stad werd geweerd. Het paste ook het gedachtegoed van de Verlichting: mensen zijn vrij en autonoom en kunnen veranderen, zich verheffen. In 1827 eindigt zijn dienstverband als hij naar de West-Indische koloniën wordt gestuurd, naar Suriname en de Nederlandse Antillen. Een jaar later wordt hij benoemd tot gouverneur-generaal in Nederlandse Indië om de overzeese koloniën winstgevend te maken. Zijn carrière wordt bekroond met een ministerschap van Koloniën in 1834; vijf jaar later treedt hij af. Hij overlijdt in 1844.

Vanaf 1818 koopt de Maatschappij van Weldadigheid gronden aan voor de inrichting van de koloniën. Het werden er zeven in totaal. De gronden waren woeste gronden, heide- en veenlandschap in Drenthe en in de Vlaamse Kempen. De eerste gestichte koloniën zijn vrij, maar in 1820 later wordt er al gesproken over onvrije koloniën waar bedelaars (een criminele activiteit in die tijd) gedwongen landarbeid moeten verrichten. De eerste proefkolonie was Frederiksoord in Zuid-Oost Drenthe, al snel volgden Wilhelmina- en Willemsoord waardoor er een aaneengesloten gebied ontstond. In deze koloniën werd duidelijk dat de opzet niet helemaal voldeed aan de verwachtingen. Kolonisten disciplineren was veel moeilijker dan men dacht en de stedelingen hadden ook niets met werken op het land. Critici vonden de kolonisten een soort lijfeigene van de Maatschappij omdat ze eigen wetten hadden waaraan ze zich moesten houden en nooit hun schulden konden aflossen. Het financiële model liep leeg en Johannes van den Bosch ging op zoek naar een nieuw verdienmodel. 

De eerste oplossing werd gevonden in het huisvesten van bedelaars in een afgezonderde kolonie in een verlaten militaire versterking: Ommerschans ten noorden van Ommen. Dit werd aangevuld met onwillige kolonisten, die voor straf hier naartoe moesten gaan. De concentratie van een problematische groep in combinatie met de sterk dalende graanprijzen, betekende dat een nieuwe koers noodzakelijk was. Een grote groep landlopers, bedelaars, wezen, vondelingen en gezinnen moesten gehuisvest worden. Naast Ommerschans kwam er een tweede onvrije kolonie in 1822: Veenhuizen nabij Norg. Het werd een kolonie van 2300 ha. 

Mensen werden hier niet als gezin gehuisvest zoals in de eerste koloniën maar als groepen: mannen, vrouwen en kinderen. Het dagelijkse leven was strikt geregeld, ook het kerk- en schoolbezoek. De onvrije kolonie Veenhuizen kent een hele andere opzet dan de vrije koloniën die zich kenmerkten door kleine boeren hoeves. Drie grote carrévormige en omgrachte gestichten werden gebouwd, elk gesticht kon 1200 mensen huisvesten. Veenhuizen heeft daarmee de meest grootschalige opzet van alle koloniën. Rond de gestichten werden boerderijen gesticht. 

In 1859 komen de onvrije koloniën onder het beheer van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Tien jaar later wordt de zorg voor vondelingen en wezen afgestoten en wordt Veenhuizen een strafinrichting. Dat leidt ertoe dat het ministerie van Justitie zich over de kolonie gaat ontfermen. Vanaf 1888 heet het dan ook een ‘Rijkswerkinrichting voor gestraften van bijkomende delicten’. Twintig jaar later komen de eerste gevangen. Het aantal verpleegden - zoals de eerste bewoners heetten - neemt dan snel af.  Dit zie je terug in de wijze waarop de huisvesting wordt vormgegeven, zowel voor de gestraften als voor het personeel als ook in de toevoeging van veel nieuwe gebouwen. Een ziekenhuis met apotheek, een rooms-katholieke kerk, wachtkazerne, slachthuis, graanmaalderij, elektriciteitscentrale, nieuwe boerderijen en vele dienstwoningen. Het ontwerp van al deze gebouwen is in handen van de eigen architect van het ministerie van Justitie: tot 1883 J. F.Metzelaar sr. en tot 1914 zijn zoon W.C. Metzelaar. Veenhuizen, dat bekend stond als ‘Hollands Siberië’ werd een zelfvoorzienende gemeenschap en houdt dat vol tot 1980 als het Rijk zich terugtrekt en de openbare ruimte niet meer beheert. Justitie beheert nog wel penitentiaire inrichtingen op het terrein: Esserheem en Norgerhaven. Het eigendom gaat vervolgens over naar Domeinen dat later opgaat in het Rijksvastgoedbedrijf. De toekomst van het terrein is ongewis.

Het Rijksvastgoedbedrijf kiest ervoor om zelf richting te geven aan de toekomst van Veenhuizen en het later pas in verkoop te brengen. Dat leverde de campagne op met de pakkende naam ‘Veenhuizen boeit’. Een samenwerking met de Design Academy Eindhoven leverde leuke projecten op rondom de kernwaarden van Veenhuizen: insluiting/uitsluiting, werk/leven, discipline/zorg, toen/nu en landschap. Op de website Collectie Veenhuizen (2014-2019) kun je deze projecten terugvinden. Een kleine greep: de Turver (schrijven met inkt van turf), Drents Drab (moddermasker) en LandWerkTuig dat in de gevangenis wordt geproduceerd en kan worden gebruikt om land te ontginnen. 

Het Rijksvastgoedbedrijf schrijft uiteindelijk in 2021 een tender uit om het bezit af te stoten.  Stichting Boei en Drents Landschap winnen deze tender omdat in hun visie het ensemble centraal is gesteld. Nu is de Stichting De Nieuwe Rentmeester de nieuwe eigenaar van grond en 80 monumentale panden. ‘Veenhuizen wordt straks een plek voor Nieuwe Kolonisten, een plek voor maatschappelijke en ruimtelijke experimenten binnen een uniek monumentaal ensemble. Het wordt de historische setting voor culturele en maatschappelijk bevlogen ondernemers en bewoners die met de thema’s aan de slag kunnen en voor bezoekers die dat actief en passief willen beleven. Ook is het een bestemming voor mensen die fysiek en mentaal op adem willen komen in een bijzondere omgeving. Tot slot biedt ze nog een derde groep een toekomst: de huidige en nieuwe bewoners van het dorp.’ Het lijkt ons een hele mooie ontwikkelingsrichting voor Veenhuizen, iets waar verleden en heden met meerwaarde aan elkaar worden verknoopt. Sinds de energiecrisis komt daar de verduurzaming nog eens bovenop. Per 1 januari 2023 is de nieuwe directeur Bas Morsink uit Denekamp die hier sturing aan mag geven. Het blijft de moeite waard om de ontwikkeling te blijven volgen. 

Om een beetje houvast te geven voor de wandeling, hebben we ervoor gekozen om van het Eerste naar het Vierde gesticht te lopen; waar men vanaf het eerste begin van de kolonie binnenkwam naar de plek waar men eindigde. Het kan helpen door de twee kaarten, die van de stichting en van het heden, dan naast elkaar erbij te houden of heen en weer te switchen als je ze digitaal gebruikt. 

Veenhuizen 1830
Veenhuizen 1830
Veenhuizen
Veenhuizen

Eigenlijk kom je hier normaal niet als je Veenhuizen bezoekt. Het ligt aan de rand van Veenhuizen en is niet openbaar toegankelijk.

Het voormalige Eerste Gesticht is gesloopt wegens bouwvalligheid en in 1884 is er een nieuw Eerste Gesticht gebouwd in 1884, vlak bij de Limietweg. In 1929 werd het verbouwd van een carrévorm naar een U-vorm. In 2005 werd het verbouwd ten behoeve van een nieuwe functie als clusterkantoor van Justitie met een jeugddetentiecentrum met de naam Norgerhaven. In de directe omgeving van het Eerste Gesticht zijn nog enkele oude gebouwen te vinden: langs het kanaal een lint bedrijfswoningen en een voormalige school. Vlakbij is nog een van de laatste schuren te zien die gebouwd is met turf. Wij werden op deze gewezen door Kaaslust (Maallustcomplex) die deze schuur voor de bereiding van de bio geit turfkaas gebruikt. Het is net als in Frankrijk waar je bepaalde grotten gebruikt voor het rijpen van kaas omdat het een bepaalde smaak meegeeft. In Nederland hebben we onze geschiedenis met turf behoorlijk weggepoetst. In het buitenland, bijvoorbeeld Engeland of Duitsland, kom je het turfsteken nog wel tegen en zie je soms nog de turf opgetast op erven staan. Het is fascinerend om het nu als bouwmateriaal te zien. We probeeren door de spleten bij de deur een indruk van binnen te krijgen, maar het is te donker. 

Turfschuur
Turfschuur

De Hoofdweg langs het Veenhuizerkanaal is nu een drukke straat maar een goede lijn om te volgen.

Het brengt je namelijk langs een aantal 20e-eeuwse woningen en na de Esweg langs de locatie van het voormalige zwembad. Deze zijn gerealiseerd toen het ernaar uitzag dat bestaande woningen moesten worden gesloopt om de grachten te verbreden. Uiteindelijk is maar een beperkt aantal woningen gesloopt. Ter hoogte van de Kerklaan komen we weer terug in het meer historische deel van Veenhuizen. Aan de rechterzijde van deze straat zijn oude dienstwoningen voor de lagere ambtenaren te zien uit 1904. Direct daarachter staat de rooms-katholieke St. Hiëronymus Aemilianuskerk uit 1891-93 van huisarchitect W.C. Metzelaar. De kerk sloot in mei 2012; het gebouw functioneert nu als de christelijke basisschool. Links naast de kerk staat de voormalige pastorie uit 1908, een variant op een van de woningtypen die veel in Veenhuizen is gebruikt. 

Teruglopend naar de Hoofdweg, passeer je de - wat verder van de weg gelegen - Nederlands Hervormde koepelkerk uit 1826 naar voorbeeld van de kerk in Smilde. Een plaquette herinnert aan de eerstesteenlegging op 7 juli door de vrouw van Generaal van den Bosch, Rudolphina Wilhelmina van den Bosch-Sturler. Buiten de kerk staan er nog altijd twee van de acht urinoirs waar de verpleegden voor de dienst gebruik van dienden te maken. Jan kan het niet laten om er gebruik van te maken. Dat doet hij altijd als we deze publieke voorzieningen tegenkomen. Onder zijn mom van ‘er is vraag naar, dus ze moeten blijven’. Op weg naar de Hoofdweg tref je de oude kosterswoning uit 1865 aan. Het staat ook wel bekend als het Pannenhoekhuisje. 

We vervolgen de Hoofdweg in westelijke richting. Hier staat een aantal bijzondere gebouwen. 
- Het Verenigingsgebouw werd in 1920-1922 in opdracht van het ministerie van Justitie gebouwd naar ontwerp van rijksbouwmeester S. Wijn. Het gebouw was bestemd voor het personeel van de rijkswerkinrichting Veenhuizen ‘ter ontspanning van geest en lichaam’. In het gebouw waren de toneel-, de gymnastiekvereniging en een kegelbaan ondergebracht. 
- Directeurswoning, een neoclassistische villa uit 1859 gebouwd in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in het jaar dat het de kolonie overnam. De villa heet in de volksmond ‘Klein Soestdijk’. In de tuin staan gietijzeren lantaarns uit 1865 van Cornelis Nolet uit Schiedam.
- De synagoge is vermoedelijk door aannemer Harm Wind gebouwd in 1839. Na sluiting in 1893 is het pand verbouwd tot hoofdkantoor van de directie van de rijkswerkinrichting Veenhuizen. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we er geen synagoge in hadden herkend, dus het is goed dat de borden ons de goede weg helpen. 


Dit is een van onze favoriete plekken in Veenhuizen. Het ligt wat verscholen, dus het is goed dat er verwijzingen staan. Het is aan een zijstraat van de Hoofdweg gelegen, die om het verwarrend te maken ook Hoofdweg heet. Hier is het Maallustcomplex gelegen.

Op nr. 126 en 128 staan er twee dienstwoningen die horen bij de achtergelegen maalderij. Op huisnummer 130 staan de graandrogerij en schuur, waarschijnlijk uit 1882-83. De graanschuur is een mooi voorbeeld van deze wijze van graanopslag, herkenbaar aan de constructie op poeren voor de ventilatie. Op huisnummer 132 staat wat over is gebleven van de molen. Van oorsprong dateert de molen van vóór 1830 maar het werd grotendeels verwoest door blikseminslag in 1918. In de restanten huisvest nu de winkel Pieper en Paupers. Het graan- en meelpakhuis op Hoofdweg 134 is in 1897 gebouwd. De naastgelegen schuur is van veel recentere datum, 1958-54. In het oog springend en in een afwijkende stijl is de graansilo op nr. 138. Het is in 1929 gebouwd naar ontwerp van J.G. Robbers. De afwerking van de gevel is bijzonder; het betonoppervlak lijkt met een speciale hamer bewerkt (gebouchardeerd). 

Kaaslust
Kaaslust

Waar we hier echt voor komen zijn voor de kaas en het bier! Links naast de silo staat de oude zuivelfabriek uit 1903. De stoomzuivelfabriek bleek niet rendabel en stopte in 1924. De huidige functie van kaashuis met de naam Kaaslust past mooi bij de historie. Hier kun je de eerdergenoemde turfkaas kopen, maar ook nog veel andere soorten kaas (van koe, geit, schaap en waterbuffel) die allemaal hier worden gemaakt. Achter de toonbank kun de kazen zien rijpen. 
Op nr. 140 is sinds 2011 bierbrouwerij en proeflokaal 
Maallust gevestigd in de oude graanmaalderij, een wit industrieel gebouw uit eind 19e eeuw. Op de eerste verdieping is de droogmachine nog te zien die bij het oorspronkelijke gebruik hoorde. Wie ons kent, weet dat we bierliefhebbers zijn. Wij hebben hier al menig biertje gedronken, binnen en buiten op het terras, met familie en vrienden. Eigenlijk is het een van de kleinere brouwerijen die - voordat het echt hip werd - met eigen recepten aan de slag ging. Zij hebben hun merknaam vormgegeven als de naamborden van Veenhuizen, een hele goede ‘branding’. En zij hebben inspiratie uit het verleden gehaald voor de namen van hun bieren. Wat denk je van Veldwachters bier, armoedzaaier tafelbier, vreemdeling, de vagebond, de pauper, de landloper, de weldoener en zware jongen? Je kunt het ook bij een aantal supermarkten kopen, maar niet de hele collectie en natuurlijk dan zonder deze bijzonder ambiance. 

Maallust
Maallust


We vervolgen de Hoofdweg langs het kanaal en slaan rechtsaf.

Op de hoek met de Generaal van den Boschweg staat het directiehotel Excelsior. De ‘Villa’ zoals het werd genoemd is in 1901 gebouwd in opdracht van het ministerie van Justitie voor bezoekende hoge ambtenaren. Langs deze weg zijn er veel verschillende dienstwoningen gebouwd, voor de adjunct-directeur op nr. 6 en meer eenvoudige woningen verder in de straat. Op de hoek met de Pastoor Smitslaan staat hoeve 2, een bijzondere boerderijvorm die alleen in Veenhuizen voorkomt. Het hogere woongedeelte staat in het midden en wordt geflankeerd door lagere aangebouwde schuren. De boerderij is ook een ontwerp van huisarchitect W.C. Metzelaar en is in 1890 gebouwd. We steken het water over om nog een kijkje in de geschiedenis te nemen. Helaas zijn het schoolgebouw uit 1892, Leerlust, en de bakkerij die hier hebben gestaan, gesloopt. 


We komen nu uit bij de poort van het Tweede Gesticht. Dit is het best bewaarde van de oorspronkelijk gestichten.

Het gebouw dateert van 1823 en kende in de oorspronkelijke opzet vier bouwdelen die gezamenlijk een carré vormen van 145 bij 145 meter. De gebouwen bestaan uit één bouwlaag en waren onderverdeeld in een buiten- en een binnenschil. In de lange ruimten aan de binnenzijde waren er dertien personeelswoningen en twaalf zalen voor de weeskinderen. Later kwamen hier ook volwassenen te wonen. De mensen sliepen in hangmatten die overdag omhoog gehesen konden worden zodat de ruimte dan als eetzaal en werkplaats dienst konden doen. Tussen de zalen in woonden de toezichthouders die via ramen in de tussenmuren de verpleegden in de gaten konden houden.

Aan de buitenzijde waren er negen personeelswoningen en 102 eenkamerwoningen voor zogenaamde ‘voorbeeldige’ gezinnen, zes keukens en zalen voor onderwijs en opslag. Uiteindelijk kon het gesticht 1200 mensen herbergen. 
In 1901 werd het Tweede Gesticht het werkgebouw van de rijkswerkinrichting Esserheem. Dat leidde tot vele verbouwingen. De scheidingsmuur tussen de binnen- en de buitenschil verdween en in 1928 werd de oostelijke vleugel vervangen door garages. De uiteinden aan de westelijke en noordelijke vleugels zijn verbouwd tot bewakerswoningen. Het Tweede Gesticht huisvest nu het Gevangenismuseum waar je een inkijk krijgt in het leven hier in Veenhuizen en de ontwikkelingsgeschiedenis van het gevangeniswezen. Gezien de geschiedenis van het Tweede Gesticht heel toepasselijk. Je kunt een rit maken in de boevenbus en het cellengebouw De Rode Pannen bezoeken. 

Als je door de achterpoort het Tweede Gesticht verlaat (richting Hospitaallaan) en dan de Oude Gracht blijft volgen, kom je langs een rij dienstwoningen en zie je vervolgens aan je linkerhand (adres Meidoornlaan) de nog functionerende penitentiaire inrichting Veenhuizen, voorheen Esserheem. Dat is wel te zien door het hoge hekwerk om dit gebouw. Dit is in 1898-1900 gebouwd naar ontwerp van de huisarchitect W.C. Metzelaar. In 1991 is een nieuwe noordvleugel gebouwd, ontworpen door Cor Kalsbeek. De vleugel met de hoekvolumes geeft het gebouw het aanzien van een oud poortgebouw. Aan de Meidoornlaan staan nog meer dienstwoningen uit eind 19e eeuw.

Tweede Gesticht
Tweede Gesticht


We gaan terug naar het Tweede Gesticht, volgen de Oude Gracht en gaan naar het Ambachtencluster.

De verpleegden en later de gedetineerden werkten in de hout- en metaalbewerking. Hier werd onder andere het meubilair gemaakt voor de gestichten, de dienstgebouwen en -woningen. Er was een timmerwinkel, een wagen- en meubelmakerij, een smederij uit de laat 19e eeuw en een aantal schuren uit de vroeg 20e eeuw. Als je doorloopt kom je bij de houtloods voor opslag en het drogen van hout. Het was met een smalspoor verbonden met de achtergelegen zagerij (gebouw uit 1938). Aan de Oude Gracht staat de elektriciteitscentrale uit 1912. De oude installaties zijn nog aanwezig: een Crossley turfgasgenerator uit 1919 en een Kromhout dieselgenerator uit 1934.  

We lopen terug naar de poort van het Tweede Gesticht en volgen de Oude Gracht in westelijke richting. Het gebouw dat nu de toeristeninformatie herbergt was het oude slachthuis uit 1901. Hier kun je ook de producten zien van Collectie Veenhuizen. Wat verder van de straat gelegen staat een cellengebouw uit 1860. Het heeft een afwijkende stijl en is door een particuliere architect gebouwd, A.C. Pierson. Bijna veertig jaar later heeft huisarchitect W.C. Metzelaar het pand verbouwd en er een dienstwoning aangebouwd. Op de hoek van de gracht staat de GEWA-kazerne en bijbehorend opleidingscentrum uit 1950. GEWA staat voor het Korps Gestichtwacht. Zij namen in 1943 de buitenbewaking over van de marechaussee. Die hadden hun kazerne in het gebouw dat op de hoek met de Hospitaallaan is gebouwd in 1886. Van 1902 tot 1925 werd het gebouw geschikt gemaakt voor lijders aan besmettelijke ziekten om daarna weer zijn oorspronkelijke functie terug te krijgen. 

Bitter en Zoet
Bitter en Zoet


We vervolgen de Hospitaallaan in noordelijke richting.

De eerste gebouwen op nr. 2 en 4 zijn eenvoudige dienstwoningen. Verderop staan op nr. 16-24 de grotere dienstwoningen. Al deze woningen maken deel uit van het Hospitaalcomplex. De geneesheer woonde in de woning met naam ‘Toewijding’, de apotheker in ‘Plichtgevoel’. In ‘Bitter en Zoet’ was de apotheek gelegen met de woning van de assistent-apotheker. Hier is nu een hotel-restaurant in onder gebracht. Een naam met een dubbele betekenis: het bittere en het zoete in het leven maar nu ook in het eten. Weer een mooie verbinding tussen verleden en heden. 
Overal kom je deze vorm van naamgeving – zwarte hoofdletters in een zwart kader - tegen in Veenhuizen. Het is meestal stichtelijk en met een verwijzing naar de functionaris. Het is pas in gebruik gekomen eind 19e eeuw en hoorde niet bij de stichting. Het wordt tot op de dag van vandaag gebruikt.

Achter deze dienstwoningen liggen de andere gebouwen die deel uitmaakten van het Hospitaalcomplex. In het oog springend met de hoge ramen is het gebouw met ‘Vertrouw op God’ op de gevel. Dit gebouw uit 1894 is geen kerk maar huisvestte twaalf ziekenzalen, zes op elke verdieping. Dit gebouw maakt ook onderdeel uit van het hotel-restaurant ‘Bitter en Zoet’ en heeft nu hotelkamers. Daarnaast het Quarantainegebouw, het Leprozenhuis, het lijkenhuisje (1894) en de eivormige ijskoepel (1893) gelegen. Het Leprozenhuis is een eenlaags witgepleisterd pand uit 1867 dat was bestemd voor oud-Indiëgangers. Enkele van hen bleken aan lepra te lijden en werden hier geïsoleerd van de andere patiënten. Achter ‘Bitter en Zoet’ ligt het eenlaagse keukengebouw dat later tot een badhuis is verbouwd. We gaan noordwaarts verder langs nog een aantal dienstwoningen die ook bij het Hospitaalcomplex horen. 


Eenmaal op de Eikenlaan aangekomen, gaan we linksaf en op de Oude Norgerweg rechtsaf. Nu komen we in het gebied waar het Derde Gesticht heeft gestaan.

Het derde gesticht werd al in 1925 gesloopt; alleen een aantal bijbehorende gebouwen zijn hier overgebleven. Wel zijn de contouren van het carré nog in het landschap zichtbaar. Hier staat het oudste gebouw in Veenhuizen uit 1723: de boerderij die tevens dienstdeed als herberg, ‘Jachtweide’. Zoals de naam doet vermoeden, verbleven hier de welgestelde burgers die hier voor jacht kwamen. De boerderij is in 1935 verbouwd. 

We slaan na Jachtweide de Stoomweg in en komen uit bij de Stoomhoeve. Oorspronkelijk uit 1870 maar in 1890 en 1920 verbouwd tot een woonhuis met een wagenloods, stookhut en schuur. Aan de Oude Norgerweg nr. 3 en 5 treffen we de oude Stoomkatoenspinnerij en -weverij aan uit 1839. Dit was de eerste door stoomkracht gedreven fabriek in Noord-Nederland. Oorspronkelijk bestond het fabriekscomplex ‘Het Stoom’ uit een grote weverij met bijgebouwen, ambtenarenwoningen, een losstaande katoenspinnerij en een gasfabriek aan de oostzijde van de gracht om het Derde Gesticht. Hier werd het katoen gemaakt voor de kleding van de bewoners van de gestichten. Er werkten ongeveer 200 verpleegden met werkdagen van 12 uur per dag. De fabriek sloot twintig jaar later om financiële redenen, in het jaar dat het ministerie van Binnenlandse Zaken de kolonie overnam. De katoenspinnerij werd later als schoolgebouw gebruikt en nog later als bejaardenhuis voor oud-verpleegden (het ‘Oude Mannenhuis'). Na een brand in 1962 raakten veel van de gebouwen in onbruik. Het hoofdgebouw is door een particulier gerestaureerd. Als je de Oude Norgerwerg nog verder uitloopt, kom je bij het Spaanse kerkhof. Dit is een ronde verhoging in het bos met een diameter van 40 meter en een hoogte van anderhalve meter. Er gaan verschillende verhalen rond over dit gebied. Oude kaarten tonen een kapel of kerk met kerkhof. 

Op naar het
We lopen weer terug naar de Eikenlaan en gaan in oostelijke richting verder.

We passeren de Tuinen van Weldadigheid voordat we aan onze rechterhand bij de begraafplaats van de kolonie zijn. Dit had de naam Vierde Gesticht, de laatste rustplaats. Vanaf 1831 werden de verpleegden hier anoniem in een van de vier velden begraven. De schatting is dat hier 12.000 verpleegden liggen. Je kunt je er geen voorstelling van maken. Met de nieuwe eigenaar van de kolonie, het ministerie van Justitie in 1875, veranderde het begraven. Toen werd de begraafplaats een afspiegeling van de hiërarchie van justitie met de bijbehorende registratieplicht. Dat betekende dat ambtenaren en gedetineerden op verschillende plekken werden begraven in aparte vakken per gezindte en sociale klasse. Daarnaast zijn er aparte vakken voor de overleden Belgische vluchtelingen uit de Eerste Wereldoorlog, voor katholieken en bejaarde ex-gedetineerden die in de periode 1916-1934 vrijwillig in Veenhuizen bleven wonen. Tot 1951 werden hier nog gedetineerden begraven. Wij bezoeken vaak de begraafplaatsen in de plaatsen op onze reizen. Het is vaak een afspiegeling van het leven in de plaats, soms goed en soms ook wat minder afleesbaar. Het toont een stuk van de geschiedenis. Hier zie je er niet veel van, maar als je erover leest dan realiseer je je dat het Vierde Gesticht bij het verhaal van Veenhuizen hoort. 

In het boek ‘Koloniekind, Opgroeien in het gevangenisdorp Veenhuizen’ (2022) vertelt Mariët Meester, die in Veenhuizen is opgegroeid, meer over het huidige gebruik van de begraafplaats. 

‘Er is nu een ‘nieuw’ katholiek deel waar zowel verpleegden als inwoners liggen. Wim Pannebakker ontbreekt, een katholieke inwoner die na zijn overlijden is gecremeerd, en die veel voor deze begraafplaats heeft betekend. Niet alleen was zijn vrouw een van de eerste vrijwilligers die zich inzette voor het behoud, als directeur algemeen beheer, de hoogste justitiefunctie in Veenhuizen, heeft Pannebakker ook kunnen regelen dat een bijzonder aspect van het Vierde Gesticht nog een tijdje verlengd kon worden.
Een paar jaar voor zijn dood heeft hij me verteld hoe dat is gegaan. Omdat de inwoners van de justitiekolonie zo afgelegen woonden, hadden ze recht op allerlei voordeeltjes buiten het salaris. Zo konden ze gratis naar het eigen zwembad van Veenhuizen, ze mochten gratis schaatsen op de eigen ijsbaan en ook begraven worden was in Veenhuizen gratis en voor eeuwig. Toen Pannebakker directeur algemeen beheer was geworden, nog in de tijd dat de inwoners na hun vijfenzestigste moesten vertrekken, kreeg hij een brief van een voormalige werkmeester van de gevangenissen, een schildersbaas die ook had moeten verhuizen. Mocht de man een briefje in zijn testament leggen waarop stond dat hij na zijn dood graag wilde terugkeren? Een maand later kreeg Pannebakker een telefoontje: de vrouw van een voormalige hoofddirecteur was overleden, mocht zij in Veenhuizen bij haar man worden neergelegd? Zulke aanvragen bleven binnenkomen, op een gegeven moment had hij een heel mapje met ‘toekomstige begrafenisklanten’, zoals hij het zelf formuleerde. Toen er sprake van was dat het Vierde Gesticht zou worden overgedragen aan de gemeente, wat uiteindelijk ook is gebeurd, vroegen Wim Pannebakker en zijn medewerkers zich af: hoe moet dat nou? Daar gaan onze rechten, daar gaan de extra’s, daar gaat ons gratis graf. Hij heeft toen kunnen regelen dat alle inwoners en hun nazaten zich nog één keer mochten opgeven voor dit voorrecht, iets wat – weer in zijn woorden – ‘half Veenhuizen’ vervolgens deed.’

Als je iets verder doorloopt op de Eikenlaan kom je bij het Sterrebos. Dit is waarschijnlijk in de tweede helft van de 19e eeuw aangelegd. Een deel van de kenmerkende stervormige padenstructuur is nog herkenbaar. Van het Sterrebos lopen we terug naar Norgerhaven (voormalig Eerste Gesticht). Hier eindigt de wandeling door Veenhuizen en door de geschiedenis. Hopelijk ben jij nu ook geboeid. 

2022

Deel dit artikel