Eerst maar eens een beeld schetsen van een Gradierwerk. Het is een bouwwerk bestaande uit een houten frame van eiken balken, meestal zo’n 10 à 15 meter hoog en van een paar meter tot honderden meters lang. Het houten frame is aan beide zijden gevuld met takkenbossen, takken van de sleedoorn (Schwarzdorn op zijn Duits). De takken van de sleedoorn worden gebundeld aangevoerd en vervolgens van onder naar boven gestapeld in de houten constructie. Vroeger gebruikte men ook stro maar de gedroogde sleedoorntakken gaan langer mee, zo’n 5 tot 10 jaar. Door de afzetting van mineralen en vuil, wat leidt tot bijzondere kleurscharkeringen van wit tot diep oranje op de takken, moeten de takken na verloop van tijd worden vervangen. Het frame wordt aan twee zijden gevuld, vaak is er ruimte tussen de gevulde frames. Soms zelfs voldoende om er een pad tussenin te leggen. Vanwege de hoogte van de constructie en om te borgen dat het Gradierwerk niet met een storm omwaait, zijn er vaak schoren aan beide zijden van de wanden geplaatst. Dit zijn schuingeplaatste eiken balken. De grootte en het aantal van de schoren is afhankelijk van de hoogte van de Gradierwerken.